Overwegingen
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit besluit geheel aan het beroep tegemoet komt. Dat laatste is hier niet geval aangezien eisers asielaanvraag is afgewezen. Gelet hierop is het van eiser ontvangen beroepschrift tegen die afwijzing ten onrechte geregistreerd als een zelfstandig beroep. Niet is gebleken van een resterend belang van eiser bij gegrondverklaring van het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Het asielrelaas.
2. Eiser is geboren op [datum] 1990 en heeft de Turkse nationaliteit. Eiser is op 1 april 2023 op basis van een Nederlands Schengenvisum naar Nederland gekomen. Hij heeft op 20 augustus 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij heeft te vrezen voor problemen met de Turkse overheid. Eiser heeft zich bij de laatste presidentsverkiezingen in Turkije kritisch uitgelaten over de Turkse autoriteiten. Daarnaast is eiser lid (geweest) van de mensenrechtenorganisatie IHD. Deze partij wordt in Turkije in verband gebracht met de HDP. Eisers vader was een prominente Koerdische advocaat en politicus. Eisers oom is een voormalig bestuurder van de HDP. Eiser stelt in Turkije te zijn gediscrimineerd vanwege zijn Koerdische etniciteit. Eiser is atheïst. In Nederland heeft eiser van zijn familie in Turkije vernomen dat de Turkse politie naar hem heeft geïnformeerd.
3. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook acht verweerder het geloofwaardig dat eiser lid is geweest van de IHD, dat eiser is gediscrimineerd vanwege zijn Koerdische afkomst en dat eiser zijn atheïstische overtuiging in Turkije verborgen heeft gehouden. Verweerder concludeert echter dat eiser zijn vrees voor vervolging of ernstige schade niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij overweegt verweerder dat eiser niet onder een risicogroep valt zoals bedoeld in het landenbeleid voor Turkije. Eiser heeft zich in Nederland niet onverwijld gemeld voor het doen van zijn asielaanvraag.
Het standpunt van eiser in beroep.
4. Eiser stelt dat zijn atheïsme niet is betrokken bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de gestelde vrees.
Verweerder concludeert volgens eiser ten onrechte dat eiser niet tot een risicogroep behoort. Eiser is namelijk mensenrechtenactivist en heeft significante kritiek geuit op de Turkse autoriteiten. Verweerder heeft bij zijn beoordeling hiervan ten onrechte gebruik gemaakt van het informatiebericht IB 2020/132. Dit informatiebericht heeft betrekking op het landenbeleid voor Venezuela. Eiser stelt daarnaast dat hij in Turkije wordt beschouwd als een HDP-lid of activist.
Verweerder heeft verder onvoldoende gemotiveerd gereageerd op de door eiser geleverde onderbouwing van de slechte positie van atheïsten in Turkije.
Eiser vindt dat hem ten onrechte wordt verweten dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld voor het doen van zijn asielaanvraag. Hij was in eerste instantie niet van plan om in Nederland asiel te vragen. Dat veranderde toen hij in Nederland van zijn moeder had vernomen dat de Turkse politie naar hem informeerde. De aanvraag is volgens eiser daarom ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
Bij aanvullend beroepschrift van 31 juli 2024 heeft eiser aangevoerd dat de Turkse politie op 8 juli 2024 een inval heeft gedaan in zijn appartement. Hieruit volgt volgens hem dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Is de beoordeling van de elementen volledig?
5. De rechtbank volgt niet dat het element
4. Verborgen moeten houden geloofsovertuiging (atheïsme)niet is beoordeeld op aannemelijkheid van de gestelde vrees voor vervolging. In het bestreden besluit is allereerst uitdrukkelijk overwogen dat (alsnog) wordt gevolgd dat dit element geloofwaardig is. Daarnaast wordt in het bestreden besluit verwezen naar het voornemen waarin dit element verder is beoordeeld als ware het geloofwaardig.De desbetreffende overwegingen maken deel uit van het bestreden besluit.
Behoort eiser tot een risicogroep?
6. Met ingang van 1 juli 2024 heeft verweerder zijn landgebonden asielbeleid voor Turkijegewijzigd. Het bestreden besluit is gebaseerd op het daarvóór gevoerde beleid.
Eiser stelt dat hij behoort tot een tweetal risicogroepen die in dat beleid werden onderscheiden, namelijk 1) personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten en daarbij significante kritiek uiten op de autoriteiten, en 2) HDP-leden en -activisten.
7. Uit eisers relaas komt naar voren dat hij politiek actief is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen oordelen dat niet is gebleken dat eiser daarbij significante kritiek heeft geuit op de autoriteiten.
8. De rechtbank ziet niet in dat verweerder voor de vraag wat onder significante kritiek op de autoriteiten moet worden verstaan niet zou kunnen verwijzen naar de uitleg zoals die is opgenomen in het Informatiebericht 2020/132: gekeken wordt naar de aard en inhoud van de kritiek en het bereik en de impact ervan. Dat genoemd IB als zodanig is opgesteld als toelichting op het landenbeleid voor Venezuela doet er niet aan af dat verweerder in het Turkse landenbeleid gebruik maakt van een zelfde begrip bij het beoordelen van het risico op vluchtelingrechtelijke vervolging. Eiser heeft niet geconcretiseerd waarom de uitleg in IB 2020/132 daarbij niet bruikbaar zou zijn.
9. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser de aard, inhoud, het bereik en de impact van de door hem geuite kritiek op de autoriteiten niet met documenten heeft onderbouwd. Verder stelt verweerder niet ten onrechte dat met eisers verklaringen niet aannemelijk is geworden dat het bereik en de impact van zijn kritiek groot is. Eiser heeft zijn algemene verklaringen dat hij huis-aan-huis stemmen heeft geworven voor de Yesil Sol Partisi en zijn kritiek in koffiehuizen en bij winkeliers heeft geuit niet zodanig weten te concretiseren dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daadwerkelijk een groot bereik had. Voor wat betreft de kritiek die hij op sociale media heeft geuit, volgt de rechtbank niet eisers standpunt dat online publicatie van kritiek als zodanig al doorslaggevend is. Eiser heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt hoeveel volgers hij heeft op zijn sociale media account(s), of zijn account(s) en kritische berichten openbaar waren en hoeveel keer zijn kritische berichten werden gelezen. Ook heeft eiser verklaard dat hij zijn kritische berichten na korte tijd weer heeft verwijderd. In het verlengde hiervan heeft verweerder ook niet aannemelijk kunnen vinden dat de door eiser geuite kritiek een wezenlijke impact heeft. Eisers familieachtergrond is hierbij weliswaar relevant maar is op zichzelf niet op voorhand voldoende om eiser te moeten beschouwen als een prominente criticus van de autoriteiten. Verweerder concludeert daarom terecht dat eiser niet behoort tot de risicogroep van politiek actieve personen met significante kritiek op de autoriteiten.
10. Verweerder heeft ook terecht geconcludeerd dat eiser niet onder de tweede risicogroep valt. Het staat vast dat eiser geen HDP-lid of -activist is. Eiser heeft niet met landeninformatie onderbouwd dat hij vanwege zijn lidmaatschap van de mensenrechtenvereniging IHD door de Turkse autoriteiten wordt beschouwd als een lid van de HDP. De aangevoerde omstandigheden dat eisers vader dichtbij HDP-leider Demirtas stond en dat eiser oom een HDP-burgemeester was, betekenen niet op voorhand dat ook eiser in verband gebracht wordt met de HDP.
Is het gewijzigd landenbeleid voor Turkije relevant?
11. Met ingang van 1 juli 2024 onderscheidt verweerder in zijn landgebonden beleid niet langer risicogroepen, maar risicoprofielen. In het landenbeleid voor Turkije merkt verweerder de groepen die eerder als risicogroep werden aangeduid nu aan als risicoprofiel. Eiser behoort tot geen van deze groepen. Het gewijzigde landenbeleid is daarom niet relevant voor de beoordeling van de aanvraag.
Is de ondervonden discriminatie grond om vrees voor vervolging aan te nemen?
12. Volgens het beleid, neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), merkt verweerder discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers aan als een daad van vervolging als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
13. Verweerder heeft gemotiveerd dat niet aannemelijk is geworden dat eiser als gevolg van zijn Koerdisch etniciteit zodanig problemen heeft ondervonden dat dit neerkomt op vervolging in vorenbedoelde zin. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij in Turkije heeft kunnen studeren en werken in de private sector. Ook heeft eiser medische zorg kunnen ontvangen. Dat eiser geen staatsambtenaar kon worden en dat hij slachtoffer is geworden van strafbare feiten tijdens zijn arbeidsperiode vanwege zijn Koerdische etniciteit, leidt – los van het feit dat een en ander niet is gestaafd met bewijs – niet tot de conclusie dat eiser zodanig in zijn bestaansmogelijkheden is beperkt dat hij maatschappelijk niet heeft kunnen functioneren.
Heeft eiser als atheïst te vrezen voor vervolging?
14. Verweerder heeft gemotiveerd dat uit algemene bronnen niet blijkt dat atheïsten in Turkije in het algemeen hebben te vrezen voor vervolging. Verweerder is hierbij ingegaan op de zienswijze van eiser en concludeert terecht dat uit de door eiser aangehaalde openbare bronnen niet het tegendeel kan worden afgeleid. Dat verweerder dit nader had moeten motiveren, zoals eiser stelt, volgt de rechtbank niet.
Is (overigens) negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten voor eiser aannemelijk?
15. Zoals verweerder heeft overwogen, heeft eiser niet gesteld dat hij vanwege zijn lidmaatschap van de IHD in Turkije problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft er verder in het bestreden besluit op gewezen dat eiser geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij om enige reden in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. Dat het, zoals eiser stelt, mogelijk is dat een strafprocedure zich nog in de onderzoeksfase bevindt en in een dergelijk geval geen documenten kunnen worden ingezien in het informatiesysteem UYAP, laat de feitelijke juistheid van verweerders vaststelling onverlet. Verder stelt verweerder terecht dat ook de omstandigheid dat eiser probleemloos Turkije heeft kunnen in- en uitreizen een indicatie is dat hij geen problemen heeft in Turkije.
16. Bij aanvullend beroepschrift van 31 juli 2024 heeft eiser aangevoerd dat de Turkse politie op 8 juli 2024 een inval heeft gedaan in zijn appartement omdat hij eerder tijdens de algemene verkiezingen kritiek heeft geuit op de president. Daarbij heeft eiser foto’s en per WhatsApp met zijn broer uitgewisselde berichten over de inval overgelegd. Ook heeft eiser schriftelijke verklaringen van derden overgelegd waarin wordt gesteld dat een onderzoek gaande is naar eiser vanwege zijn politieke activiteiten.
17. Verweerder stelt naar aanleiding hiervan terecht dat uit de door eiser overgelegde foto’s niet valt op te maken dat sprake is van een inval in eisers appartement en zo ja, wat hiervoor de reden is. Verder maakt ook de schriftelijke verklaring van Mert Baran Boskan, vertegenwoordiger van de Patriotten Partij van Koerdistan in Europa, gedateerd 15 juli 2024 niet aannemelijk dat eiser vluchtelingenrechtelijke problemen heeft. De vermelding dat Turkse veiligheidstroepen een onderzoek tegen eiser zijn gestart omdat hij bij de algemene verkiezingen van 2023 stemmen verzamelde voor patriottische Koerdische kandidaten is zoals eiser desgevraagd ter zitting heeft toegelicht namelijk gebaseerd op informatie van eisers familie en dus niet objectief verifieerbaar. Dit geldt ook voor de schriftelijke verklaring van een Turkse advocaat, gedateerd 6 augustus 2024, waarin is vermeldt dat eisers woning op 8 juli 2024 is onderzocht en hij is ondervraagd. Niet is gebleken dat eiser ook daadwerkelijk heeft geprobeerd om informatie van de Turkse autoriteiten te verkrijgen die zou kunnen bevestigen dat tegen eiser een onderzoek aanhangig is. Hiermee maakt eiser dan ook niet aannemelijk dat hij in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat.
Heeft eiser zich snel genoeg gemeld voor het doen van de asielaanvraag?
18. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld als asielzoeker. Uit het dossier volgt dat eiser op 1 april 2023 in Nederland is aangekomen en dat op 12 juli 2023 de geldigheidsduur van zijn visum afliep. Eiser heeft verder ter zitting verklaard dat hij in juni 2023 van zijn familie heeft vernomen dat de Turkse politie navraag had gedaan over eiser en dat dit voor hem aanleiding is geweest om asiel te vragen. Eiser heeft hier vervolgens mee gewacht tot 20 augustus 2024, dus ruim na het verstrijken van het visum.
Conclusie.
19. Het beroep – voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de asielaanvraag (NL24.11218) – is niet-ontvankelijk.
20. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht met verwijzing naar artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep – voor zover hiertegen gericht (NL24.25651) – is ongegrond.
21. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.