In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan over twee verzoeken met betrekking tot de minderjarige [minderjarige]. Het eerste verzoek betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleegzorgvoorziening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verlenging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige], gezien de huidige thuissituatie van de ouders en de opvoedbehoeften van het kind. De moeder heeft nog geen eigen woning en er zijn conflicten tussen de ouders, wat de situatie bemoeilijkt. De rechtbank heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 3 december 2024.
Het tweede verzoek betreft de vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, die de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] had beperkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing niet voldoet aan de motiverings- en zorgvuldigheidsbeginselen, waardoor deze vervalt. De rechtbank heeft daarnaast de wens van de moeder om de contactmomenten uit te breiden, in overweging genomen en heeft besloten dat [minderjarige] en de moeder anderhalf uur begeleid contact per week zullen hebben, en dat [minderjarige] onbegeleid door de moeder naar school en zwemles kan worden gebracht en gehaald. De verdere behandeling van de verzoeken is aangehouden tot een nader te bepalen zitting voor 3 december 2024.