ECLI:NL:RBDHA:2024:14942

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
C/09/662744 / FA RK 24-1748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een zaak betreffende een minderjarige met een problematische voorgeschiedenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige een problematische voorgeschiedenis heeft, waaronder vermoedens van seksueel misbruik, en dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De moeder van de minderjarige is overleden en de vader heeft in het verleden aangegeven niet voor al zijn kinderen te kunnen zorgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de hulpverlening die aan de vader is aangeboden niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat de aanvaardbare termijn voor de minderjarige is verstreken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen en de gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, met de overweging dat het in het belang van de minderjarige is om duidelijkheid en stabiliteit te bieden. De rechtbank heeft tevens benadrukt dat het belangrijk is dat de vader een rol blijft spelen in het leven van de minderjarige, ondanks de beëindiging van zijn gezag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/662744 /FA RK 24-1748; C/09/667590 / FA RK 24-4070
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking van de meervoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
in de zaak naar aanleiding van het op 8 maart 2024 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[de minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,

hierna ook te noemen: [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.B. Brouwer te Den Haag,

[de pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder,
en
[de pleegvader] ,
hierna te noemen: de pleegvader,
gezamenlijk te noemen: de pleegouders,
samen wonende te [woonplaats 2] ,

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen (C/09/662744 /FA RK 24-1748);
  • het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling, binnengekomen bij de rechtbank op 6 juni 2024 (C/09/667590 / FA RK 24-4070).
Op 27 juni 2024 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de pleegouders;
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

  • De moeder van [de minderjarige] is op [dag] 2023 overleden.
  • De vader is alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast.
  • De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 december 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 1 januari 2025, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
  • Sinds januari 2023 verblijft [de minderjarige] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin.

Verzoeken

Op 6 juni 2024 heeft de gecertificeerde instelling de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een reisdocument (een Nederlands paspoort) voor [de minderjarige] (C/09/667590 / FA RK 24-4070). Ter zitting heeft de vader alsnog zijn toestemming gegeven voor het aanvragen van het paspoort en het toestemmingsformulier hiervoor overhandigd. De gecertificeerde instelling heeft vervolgens het verzoek ingetrokken, waardoor de rechtbank niets meer hoeft te beslissen ten aanzien van dat verzoek.
In de zaak met nummer C/09/662744 /FA RK 24-1748 verzoekt de Raad het gezag van de vader over [de minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
[de minderjarige] heeft een problematische voorgeschiedenis van (vermoedens van) seksueel misbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag. [de minderjarige] en zijn broers en zussen zijn in 2019 uit huis geplaatst. [de minderjarige] woont sinds januari 2023 in het huidige pleeggezin. De vader heeft in het verleden laten weten niet voor al zijn kinderen te kunnen zorgen. Sindsdien lijkt er niet veel te zijn veranderd in de opvoedvaardigheden van de vader. De hulp die wordt aangeboden blijkt onvoldoende en de vraag is dan ook in hoeverre de vader kan aansluiten bij [de minderjarige] wanneer hij in de puberteit komt en zich gaat afzetten tegen zijn vader. Daarbij is bij de vader sprake van psychische problematiek en mogelijk een licht verstandelijke beperking. Vanwege de onveilige en instabiele voorgeschiedenis, de schade die [de minderjarige] heeft opgelopen in zijn ontwikkeling, zijn behoefte aan stabiliteit en de onzekerheid die [de minderjarige] ervaart over waar hij mag opgroeien, is de Raad van mening dat de aanvaardbare termijn (dat wil zeggen de termijn waarbinnen [de minderjarige] duidelijkheid dient te krijgen over waar hij zal opgroeien) van [de minderjarige] voorbij is.
Het is in het belang van [de minderjarige] om de GI te benoemen tot voogd, omdat zij kunnen fungeren als een buffer tussen de vader en de pleegouders. Zo heeft [de minderjarige] zo min mogelijk last van de wrijving tussen hen en wordt voorkomen dat de wrijving verder zal escaleren. Ook zou de voogd een rol kunnen spelen bij het herstel van het contact tussen de vader en de pleegouders van [de minderjarige] .

Verweer

Door en namens de vader wordt verweer gevoerd tegen het verzochte.
De vader stelt dat het niet strikt noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [de minderjarige] om het gezag te beëindigen. Als reden voor het beëindigen van het gezag van de vader wordt door de Raad aangevoerd dat [de minderjarige] duidelijkheid nodig heeft over waar hij gaat opgroeien. Daarvoor is een beëindiging van het gezag niet nodig volgens de vader. Daarnaast zou het contact tussen [de minderjarige] en de broers en zussen een reden is voor het verzoek tot beëindigen van het gezag. Echter, de vader probeert het contact juist te stimuleren. De Raad heeft dat helemaal niet onderzocht. Verder wordt door de Raad aangevoerd dat er een risico is dat de vader aan [de minderjarige] blijft trekken met betrekking tot waar hij woont, maar de vader begrijpt dat het perspectief bij het pleeggezin ligt. De advocaat voert aan dat de vader daarin meer gecoacht zou kunnen worden door de gecertificeerde instelling, aangezien zijn communicatie daarin wat onhandig kan zijn. De advocaat geeft aan dat het verstandig is om een coach voor de vader in te zetten die hem zaken kan uitleggen. Wat de door de Raad aangevoerde ruis betreft die zou zijn ontstaan door de zittingen over de zorgregeling en het perspectief voert de advocaat van de vader het volgende aan. De Raad heeft zelf een zorgregeling voorgesteld en er is toen een schriftelijke aanwijzing gegeven die haaks op het advies van de Raad stond. Die schriftelijke aanwijzing is toen vervallen verklaard. Het is voor de vader daarom onbegrijpelijk waarom dat een argument zou kunnen zijn. De advocaat verzoekt namens de vader om het verzoek af te wijzen en af te wachten hoe het komend jaar verloopt.
De gecertificeerde instelling staat achter het verzoek van de Raad. De pleegouders stimuleren het contact tussen [de minderjarige] en zijn broers en zussen. Dat contact vindt ook regelmatig plaats. [de minderjarige] heeft duidelijkheid nodig. De pleegouders kunnen dit bieden.
Door de pleegouders is geen verweer gevoerd tegen het verzochte. [de minderjarige] heeft veel baat bij rust en kan zich door de rust in hun gezin goed ontwikkelen. Ook gaat [de minderjarige] graag naar de vader en kijkt hij daar naar uit. [de minderjarige] heeft wel veel vragen over de toekomst. Soms wordt door de vader gezegd dat [de minderjarige] mogelijk bij hem terugkomt. Daardoor ontstaat onduidelijkheid. De pleegouders merken ook dat [de minderjarige] van de vader bepaalde dingen niet mag vertellen over hoe het bij de vader thuis gaat. De pleegouders stellen verder dat het soms moeilijk is om afspraken te maken met de vader, zoals dat de vader geen reactie geeft met betrekking tot het verzoek om toestemming voor het verkrijgen van het paspoort van [de minderjarige] en ook niet naar een tien minuten gesprek komt op school. Ook zijn de verhoudingen tussen de vader en de broers en zussen van [de minderjarige] niet goed. De pleegouders maken zich zorgen over het contact tussen [de minderjarige] en de broers en zussen als [de minderjarige] bij de vader zou wonen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
[de minderjarige] heeft een belaste voorgeschiedenis. Vanwege vermoedens van seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn [de minderjarige] en de andere kinderen destijds uit huis geplaatst. [de minderjarige] heeft daarna op verschillende plekken gewoond. De moeder van [de minderjarige] is overleden. Het voorgaande maakt dat hij schade heeft opgelopen in zijn ontwikkeling en hierdoor ook nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Ook wordt hij nog in zijn ontwikkeling bedreigd doordat hij onzekerheid ervaart over de plaatsing bij de pleegouders.
Tijdens de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is hulpverlening ingezet om de opvoedvaardigheden van de vader te verbeteren. Deze hulpverlening heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. Het lukt de vader niet om het belang van [de minderjarige] voorop te zetten. Daarbij komt dat [de minderjarige] een bovengemiddelde opvoedbehoefte heeft vanwege zijn belaste voorgeschiedenis. De vader kan de benodigde opvoedsituatie aan [de minderjarige] niet bieden. Inmiddels is de aanvaardbare termijn voor [de minderjarige] verstreken en ligt het perspectief van [de minderjarige] niet meer bij de vader. [de minderjarige] heeft rust en duidelijkheid nodig en dit wordt geboden bij de pleegouders. Door de advocaat van de vader is nog aangevoerd dat de voortzetting van de plaatsing van [de minderjarige] bij de pleegouders mogelijk is zonder het gezag van de vader te beëindigen, omdat de duidelijkheid ook geboden kan worden op een andere manier zoals het inzetten van een coach voor de vader. De rechtbank is van oordeel dat het voortzetten van de plaatsing bij de pleegouders binnen het vrijwillig kader, dan wel door middel van een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing alsnog te veel onzekerheid en onduidelijkheid meebrengt voor [de minderjarige] . Niet alleen heeft de vader ter zitting aangegeven dat hij zijn gezag als drukmiddel kan gebruiken als hij het ergens niet mee eens is, zoals bijvoorbeeld met het paspoort is gebeurd, ook heeft de vader duidelijk aangegeven dat hij zich niet neerlegt bij het verblijf van [de minderjarige] bij de pleegouders.
De rechtbank zal het verzoek tot beëindigen van het gezag van de vader toewijzen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het belangrijk is dat de vader een rol blijft spelen in het leven van [de minderjarige] en dat het contact tussen hen behouden blijft.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [de minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de voogdij bij een neutrale instantie wordt belegd. Dat is van belang, omdat het contact tussen de vader en [de minderjarige] moet worden behouden, de verhouding tussen de vader en de pleegoudersop dit moment is verstoord en voorkomen moet worden dat [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict belandt. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [de minderjarige] te aanvaarden.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader:
- [de vader] , geboren op [geboortedag 2] 1973 te [geboorteplaats 2] ,
over de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, mr. J.J. Peters en mr. K.A.M. van der Zon, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Muller als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.