ECLI:NL:RBDHA:2024:14934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot zicht op uitzetting
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 september 2024, werd de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, getoetst. De maatregel was eerder al beoordeeld op 18 juni 2024, waarbij de rechtbank oordeelde dat deze tot dat moment rechtmatig was. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank besloot dat de zaak niet op zitting behandeld zou worden en sloot het vooronderzoek op 10 september 2024.
De rechtbank overwoog dat indien de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat hij de Algerijnse nationaliteit claimde, maar er een laissez-passer was aangevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende stappen had ondernomen door een lp-aanvraag bij de Algerijnse autoriteiten te doen en dat de belgegevens van eiser voldoende aanknopingspunt boden voor een lp-traject bij Marokko.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er vooralsnog zicht op uitzetting naar Marokko was en dat de beroepsgronden van eiser niet slaagden. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.