ECLI:NL:RBDHA:2024:14932
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke bezwaar tegen uitzetting van een vreemdeling
Op 20 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die in bezwaar is tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het bestreden besluit, genomen op 27 augustus 2024, weigerde verzoeker uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker, die zich in een kwetsbare positie bevond, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het besluit op te schorten totdat op zijn bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de onverwijlde spoed en de betrokken belangen, het noodzakelijk was om een voorlopige voorziening te treffen. De minister had op 18 september 2024 schriftelijk aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Gezien deze omstandigheden en het feit dat verzoeker medische redenen had aangevoerd die zijn vertrek zouden bemoeilijken, besloot de voorzieningenrechter het verzoek toe te wijzen.
De uitspraak houdt in dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort, wat betekent dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op zijn bezwaar. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker, hoewel verzoeker vrijgesteld was van het betalen van griffierecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.