ECLI:NL:RBDHA:2024:14930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
C/09/670227 / JE RK 24-1384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 5 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De minderjarige verblijft momenteel in een behandelgroep van Pluryn, waar hij wordt ondersteund in zijn specifieke opvoedbehoeften. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, niet de juiste omgeving biedt voor [minderjarige] om zich veilig en structureel te ontwikkelen. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulpverlening en dat de veiligheid van [minderjarige] voorop staat. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd met de behoefte van [minderjarige] aan structuur en duidelijkheid, die momenteel niet door de moeder kan worden geboden. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 13 maart 2025, met de nadruk op het belang van het afronden van de diagnostiek en het vinden van een passende vervolgplek voor [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/670227 / JE RK 24-1384
Datum uitspraak: 5 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, (telefonisch) bijgestaan door een tolk.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft feitelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een behandelgroep van Pluryn.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 maart 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 maart 2025 alsmede een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] woont sinds februari 2024 op een behandelgroep van Pluryn. De aanleiding voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] was hierin gelegen dat hij zichzelf in gevaarlijke situaties bracht door om te gaan met vrienden binnen de drillrapscene in combinatie met het feit dat de moeder de grip op hem had verloren, moeite had met het bieden van structuur en het geven van passende straffen. De afgelopen tijd is er vele verbeterd. Om zijn emoties te uiten schrijft [minderjarige] muzieknummers over de gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt. Sinds [minderjarige] bij Pluryn woont gaat hij weer naar school. Tijdens de verlofmomenten houdt [minderjarige] zich aan de afspraken en zoekt hij de drillrapscene niet meer opt waardoor het veiligheidsrisico sterk is afgenomen. De moeder staat open voor hulpverlening en heeft goed contact met de gecertificeerde instelling. [minderjarige] kan echter (nog) niet naar huis. [minderjarige] heeft een licht verstandelijke beperking waardoor hij snel is afgeleid en impulsief is. Hierdoor heeft hij veel behoefte aan structuur en duidelijkheid. Vanuit de woongroep wordt nog verder diagnostiek gedaan en vandaaruit moet worden nagedacht wat een passende vervolgplek voor [minderjarige] kan zijn. Omdat de moeder moeite heeft met het bieden van duidelijkheid en structuur en er in de thuissituatie ook nog een broer en zusje wonen waar de moeder ook aandacht aan moet geven, wordt terugkeer naar de thuissituatie (nu) niet als een optie gezien. Ook het verantwoordelijkheidsgevoel van [minderjarige] speelt hierbij een rol. Omdat [minderjarige] het idee heeft dat hij op alle gezinsleden moet letten. Indien [minderjarige] weer thuis woont zal hij hierdoor minder aan zichzelf kunnen werken. De komende periode vindt het laatste stuk diagnostiek plaats waarna naar een passende plek in de regio Den Haag voor [minderjarige] zal worden gezocht, waarbij de gecertificeerde instelling nu denkt aan een beschermd wonen locatie.

4.De standpunten

4.1.
De moeder ziet graag dat [minderjarige] terug naar [plaatsnaam] komt. Ze ziet het liefst dat hij weer thuis komt wonen, maar de moeder is ook akkoord als [minderjarige] op een andere veilige plek wordt geplaatst. De moeder benadrukt dat de veiligheid van [minderjarige] voorop staat.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] verblijft sinds begin 2024 op een behandelgroep van Pluryn waarbij wordt aangesloten bij zijn specifieke opvoedbehoeften. [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid, structuur en een veilige woonomgeving waar hij zichzelf naar behoren kan ontwikkelen. De komende tijd dient gewerkt te worden aan het afronden van de diagnostiek zodat duidelijk is welke hulpverlening [minderjarige] nodig heeft en welke woonomgeving passend voor hem is. De thuissituatie bij de moeder is sinds de uithuisplaatsing van [minderjarige] rustiger geworden en in positieve zin veranderd waardoor de andere gezinsleden ook meer toekomen aan hun eigen ontwikkeling. [minderjarige] heeft echter een grote behoefte aan structuur en duidelijkheid en de kinderrechter twijfelt of de moeder hem dat kan bieden. Daarom acht de kinderrechter thuisplaatsing van [minderjarige] niet in zijn belang. Het is wel wenselijk dat nu vaart wordt gemaakt met het diagnostisch onderzoek en dat voortvarend naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] wordt gezocht, liefst in de regio [plaatsnaam] . Het is voor [minderjarige] immers belangrijk om dicht(er)bij zijn familie te zijn. De kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is dat binnenkort meer duidelijkheid aan [minderjarige] wordt geboden over zijn toekomstperspectief.
5.3.
Nu [minderjarige] niet bij de moeder kan wonen, is verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk. Aangezien de machtiging tot uithuisplaatsing slechts kan worden uitgesproken voor de duur van de ondertoezichtstelling, zal de kinderrechter de machtiging verlengen tot 13 maart 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 13 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2024, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 16 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.