ECLI:NL:RBDHA:2024:14919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
NL24.20746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig nemen van besluit door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze minister niet tijdig een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres. De rechtbank had eerder, op 19 januari 2024, bepaald dat de minister binnen zestien weken een nieuw besluit moest nemen. Eiseres stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden, wat aanleiding geeft voor het indienen van beroep.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een mogelijkheid is om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en dat eiseres in dit geval niet eerst een ingebrekestelling hoefde te sturen, gezien de eerder gestelde termijn door de rechtbank.

De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 19 augustus 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit door de minister vernietigd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20746
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 19 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:1388). In die uitspraak staat dat de minister binnen uiterlijk zestien weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in, omdat de minister dat niet heeft gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 19 januari 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. De minister heeft niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
genomen op de aanvraag van eiseres. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.6
6. Verweerder heeft op 29 mei 2024 een verweerschrift ingediend waarin enkel wordt ingegaan op algemene aspecten over het werken volgens het fifo-principe. De stand van zaken in het dossier van eiseres is dus onduidelijk. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft de minister daarom een termijn van twee weken om te beslissen op de aanvraag van eiseres. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.7 In het verzoek van verweerder over de hoogte van de dwangsom ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 6 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 augustus 2024