ECLI:NL:RBDHA:2024:14909
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis
In deze zaak heeft eiseres op 17 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor haar en haar minderjarige kinderen. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft eerst het verzoek van eiseres om vrijstelling van griffierecht definitief toegewezen, gezien haar financiële situatie. Vervolgens heeft de rechtbank de procedure verder beoordeeld. Eiseres had haar aanvraag op 21 mei 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was op 1 juni 2023 verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 21 november 2023 een besluit had moeten nemen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres de minister op 3 januari 2024 in gebreke gesteld.
Eiseres heeft echter haar beroepschrift prematuur ingediend, omdat zij pas op 18 januari 2024 beroep kon instellen. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 16 september 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.