ECLI:NL:RBDHA:2024:1488
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024, wordt het beroep van eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte een terugnameverzoek bij Kroatië heeft ingediend en dat er individuele garanties van Griekenland hadden moeten worden gevraagd. Eiser verwijst naar eerdere uitspraken, maar de rechtbank concludeert dat verweerder voldoende heeft onderbouwd waarom de claim bij Kroatië terecht was. De rechtbank stelt vast dat de gestelde onzorgvuldigheid bij het aanmeldgehoor niet leidt tot gegrondverklaring van het beroep, aangezien eiser niet heeft aangetoond dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt.