ECLI:NL:RBDHA:2024:1488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
NL23.40341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024, wordt het beroep van eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte een terugnameverzoek bij Kroatië heeft ingediend en dat er individuele garanties van Griekenland hadden moeten worden gevraagd. Eiser verwijst naar eerdere uitspraken, maar de rechtbank concludeert dat verweerder voldoende heeft onderbouwd waarom de claim bij Kroatië terecht was. De rechtbank stelt vast dat de gestelde onzorgvuldigheid bij het aanmeldgehoor niet leidt tot gegrondverklaring van het beroep, aangezien eiser niet heeft aangetoond dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40341 (beroep) en NL23.40342 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Waar gaat het over?
3. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1992. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser?
4. Eiser vindt dat verweerder ten onrechte bij Kroatië een terugnameverzoek heeft ingediend. Verweerder had individuele garanties moeten vragen aan Griekenland, zodat eiser toch aan Griekenland overgedragen had kunnen worden. Eiser verwijst daarbij naar de ‘Tarakhel’ [2] uitspraak en de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [3] van 23 oktober 2019. [4] Verder heeft verweerder geen gebruik gemaakt van een registertolk bij het aanmeldgehoor. De tolk komt namelijk niet voor in het tolkenregister.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit helder uiteengezet waarom eiser op grond van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening in samenhang met artikel 20, vijfde lid, van deze verordening kon worden geclaimd bij Kroatië. Verweerder was niet gehouden eerst onderzoek te doen of eiser met individuele garanties van de Griekse autoriteiten toch kon worden overgedragen aan Griekenland. Een dergelijke verplichting kan niet worden afgeleid voornoemde uitspraken. Het claimverzoek is daarom terecht bij Kroatië ingediend.
6. Verder oordeelt de rechtbank dat de gestelde onzorgvuldigheid bij het aanmeldgehoor niet leidt tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het besluit. Nog los van de vraag of de gebruikte tolk tijdens de afname van het gehoor daadwerkelijk niet stond ingeschreven in de registers, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft onderbouwd op welke wijze hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. Eiser heeft aangegeven de tolk goed te kunnen verstaan en in beroep is niet duidelijk geworden wat verweerder door de gestelde onzorgvuldigheid gemist zou hebben. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
8. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.