ECLI:NL:RBDHA:2024:14856
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 juli 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 30 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn medische situatie niet kan worden overgedragen aan Duitsland, maar de rechtbank stelt vast dat hij zijn medische klachten niet heeft onderbouwd met documenten en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Duitsland onvoldoende medische behandeling zal krijgen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 2 augustus 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.