ECLI:NL:RBDHA:2024:14851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
09/767248-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en opzetheling van voertuigen in verband met dubbele liquidatie

Op 19 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die beschuldigd werd van diefstal en opzetheling van voertuigen. De zaak betreft een periode van 23 april 2017 tot en met 25 april 2017, waarin de verdachte samen met anderen een Volkswagen Golf en een BMW heeft gestolen, en deze voertuigen heeft gebruikt als vluchtauto's voor een dubbele liquidatie. De rechtbank heeft het onderzoek op 29 augustus 2024 geopend en op 5 september 2024 gesloten. De officier van justitie, mr. M.A. Visser, heeft gevorderd tot vrijspraak van een aantal feiten, maar heeft bewezen verklaard dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van de VW Golf en de opzetheling van de BMW. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan de liquidatie en heeft de verdachte vrijgesproken van die beschuldiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767248-17
Datum uitspraak: 19 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 augustus 2024. Het onderzoek is gesloten op 5 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P. Jeeninga naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2017 tot en met 24 april 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (VW Golf, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel, namelijk door middel van een sleutel, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2017 tot en met 25 april 2017 te Amsterdam en/of te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een auto (VW Golf, kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2016 tot en met 25 april 2017 te Utrecht en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed/goederen, te weten een auto (BMW type 545i) en/of een of meerdere kentekenplaten ( [kenteken 2] ) en/of ( [kenteken 3] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
één of meer perso(o)n(en) op of omstreeks 25 april 2017 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten raad [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s)een aantal kogels in/op de lichamen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (af)geschoten, waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zodanige verwondingen hebben opgelopen dat zij daardoor zijn overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 april 2017 tot en met 25 april 2017 te Amsterdam en/of Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere andere personen, althans alleen, opzettelijk middelen en/of gelegenheid heeft verschaft door:
op 24 april 2017 (met) één of meer mededader(s) een gestolen BMW (met valse kentekenplaten) met daarin een fles brandbare (vloei)stof en/of aansteker aan een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) te leveren en/of ter beschikking te stellen door deze auto naar Zoetermeer te rijden en/of aldaar, in Zoetermeer, klaar te zetten/te parkeren;
en/of
op 25 april 2017 (met) één of meer mededader(s) een gestolen VW Golf voorzien van gestolen (Belgische) kentekenplaten) met daarin één of meer fles(sen) brandbare vloeistof en/of aansteker aan een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) te leveren en/of ter beschikking te stellen door deze auto naar Zoetermeer te rijden en/of aldaar, in Zoetermeer, klaar te zetten/te parkeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 25 april 2017 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht, immers heeft/hebben die ander(en) toen aldaar opzettelijk een brand versnellende vloeistof over het interieur van een (gestolen) auto (BMW type 545i ) gespoten en/of gesprenkeld en/of vervolgens door middel van open vuur deze vloeistof tot ontsteking gebracht, ten gevolge waarvan de (personen)auto vlam vatte, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in die personenauto gelegen goederen, te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 24 april 2017 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere andere personen, althans alleen, opzettelijk middelen en/of gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (al dan niet samen met één of meerdere anderen) die (gestolen) BMW met daarin een fles brandbare (vloei)stof en/of aansteker aan (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) te leveren en/of ter beschikking te stellen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 25 april 2017 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging, met een ander of anderen althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (BMW), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die gestolen BMW in brand te steken,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 april 2017 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door (al dan niet samen met één of meerdere anderen) die (gestolen) BMW met daarin een fles brandbare (vloei)stof en/of aansteker aan onbekend gebleven personen te leveren en/of ter beschikking te stellen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2017 tot en met 25 april 2017 te Amsterdam en/of te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting en/of teweeg brengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een (gestolen) (personen)auto (VW Golf) (voorzien van een (gestolen Belgische) kentekenplaat ( [kenteken 3] )) en/of een of meer fles(sen) gevuld met een brandbare vloeistof en/of een aansteker, welke zich in die auto bevonden, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten. Voor zover relevant, zal de rechtbank hierna nader ingaan op hetgeen de raadsman hiertoe heeft aangevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en feit 4
De rechtbank is met betrekking tot de onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder 3 primair ten laste gelegde medeplichtigheid aan dubbele moord (liquidatie) als volgt. Voor een bewezenverklaring van de medeplichtigheid is nodig dat bewezen kan worden dat de verdachte opzet had op het misdrijf zelf (de dubbele moord) en op zijn behulpzaamheid daarbij. Hoewel de verdachte door het bewust samen met anderen regelen van twee (gestolen en van valse kentekenplaten voorziene) auto’s, bij het plegen van het feit onmiskenbaar behulpzaam is geweest, blijkt uit de bewijsmiddelen in het dossier niet dat hij wist dat een (dubbele) liquidatie zou plaatsvinden en dat de daders in verband daarmee de door hem en zijn mededaders geregelde auto’s zouden gebruiken. Hoewel de verdachte, gelet op alle omstandigheden, ongetwijfeld moet hebben geweten dat er een misdrijf zou gaan plaatsvinden waarvoor twee auto’s zouden worden gebruikt door de daders, levert dit niet het vereiste bewijs op van opzet op het gronddelict, ook niet in voorwaardelijke zin, nu de rechtbank niet kan vaststellen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto’s voor het plegen van een (dubbele) liquidatie zouden worden gebruikt. De verdachte zal dan ook van het onder 3 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 3 subsidiair (medeplichtigheid aan de opzettelijke brandstichting van de BMW) en meer subsidiair (medeplichtigheid aan de vernieling van de BMW) overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het halen van (een) spaflesje(s) (met spuitmond) met brandbare vloeistof en het plaatsen daarvan in de BMW, dan wel dat hij hiervan kennis heeft gehad. De rechtbank komt hierdoor ook tot een vrijspraak van het onder feit 3 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit het volgende. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is dat de verdachte betrokken was bij het prepareren met brandbare vloeistof en het wegbrengen van de Volkswagen Golf ter voorbereiding van opzettelijke brandstichting.
3.3.2.
Bewezenverklaring feiten 1 primair en 2
De rechtbank acht feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen en heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Bewijsoverwegingen over de identificatie van de verdachten
 Ten aanzien van verdachte [verdachte] :
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af:
  • verdachte [verdachte] is de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] );
  • verdachte [verdachte] heeft de bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’.
De rechtbank baseert deze conclusie op de volgende, in de bewijsmiddelen opgenomen feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook in aanmerking heeft genomen dat de verdachte [verdachte] tijdens meerdere verhoren bij de politie is geconfronteerd met aanwijzingen dat hij de gebruiker van genoemde telefoonnummers zou zijn en genoemde bijnamen zou hebben, maar dat hij zich (voornamelijk) op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Voor wat betreft het telefoonnummer [telefoonnummer 2]
Verdachte [verdachte] heeft het telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgegeven toen hij aangifte van een ongeval deed op 16 juni 2017.
De gebruiker van [telefoonnummer 2] straalt het meest de twee zendmasten aan die (allebei) het gebied bestrijken waarin de woning van verdachte [verdachte] zich bevindt.
In afgeluisterde telefoongesprekken wordt de stem van verdachte [verdachte] herkend en noemde de gebruiker van [telefoonnummer 2] zichzelf Achraf.
De gebruiker van [telefoonnummer 2] had regelmatig contact met [naam 3] , de reïntegratieconsulent Top600 bij de gemeente Amsterdam van verdachte [verdachte] . Op de dag en het moment dat de gebruiker van [telefoonnummer 2] door [naam 3] werd gebeld met het oog op een afspraak bij de gemeente die dag, is gezien dat verdachte [verdachte] al telefonerend zijn woning uitliep. Via een telefoontap werd gehoord dat hij toezegde er over 10 minuten te zijn. Ook werd gezien dat verdachte [verdachte] een Volkswagen instapte en wegreed.
De gebruiker van [telefoonnummer 2] zegt op 27 juni 2017 (tegen voornoemde [naam 3] ) dat hij een nieuw paspoort heeft aangevraagd omdat zijn oude paspoort is verlopen. Verdachte [verdachte] heeft een paspoort dat ingaat op 27 juni 2017 en zijn oude paspoort (dat is verlopen op 7 mei 2017) vervangt.
De gebruiker van [telefoonnummer 2] heeft contact met verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 3] . Deze personen zijn allemaal bekenden van verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] is ook vanaf 2016 in verschillende samenstellingen met verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] en [naam 4] door de politie gecontroleerd.
Ten aanzien van ‘ [bijnaam 1] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’ in combinatie met telefoonnummer [telefoonnummer 2]
Op 28 augustus 2017 noemt de gebruiker van [telefoonnummer 2] zichzelf ‘ [bijnaam 1] ’. In de bij verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgenomen als contact ‘ [bijnaam 1] ’. In een politieverhoor heeft verdachte [verdachte] verklaard dat het zou kunnen dat hij ‘ [bijnaam 1] ’ wordt genoemd.
Voor wat betreft het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
De telefoon met het nummer [telefoonnummer 1] straalt het meest de twee zendmasten aan die (allebei) het gebied bestrijken waarin de woning van verdachte [verdachte] zich bevindt.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt in gebruik genomen op 18 april 2017. Dit is eveneens de dag waarop verdachte [verdachte] in vrijheid wordt gesteld na twee weken detentie.
Het gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 1] loopt door tot 27 april 2017. Op 28 april 2017 wordt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik genomen.
De gebruiker van [telefoonnummer 1] heeft contact met verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 3] . Dit zijn dezelfde personen als de contacten van telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
In PGP-berichten, die worden toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] , wordt ‘ [bijnaam 1] ’ genoemd als één van de aanwezigen. De gebruiker van [telefoonnummer 1] is op dat moment in de omgeving van verdachte [medeverdachte 1] en/of verdachte [medeverdachte 2] .
 Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 1] :
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af:
  • verdachte [medeverdachte 1] is de eigenaar en gebruiker van een groene Skoda Fabia met kenteken [kenteken 4] ;
  • verdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ) en [telefoonnummer 4] (hierna [telefoonnummer 4] );
  • verdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van [gebruikersnaam 1] (hierna: [gebruikersnaam 1] ) en [gebruikersnaam 2] (hierna: [gebruikersnaam 2] ).
De rechtbank baseert deze conclusie op de volgende, in de bewijsmiddelen opgenomen feiten en omstandigheden.
Voor wat betreft de Skoda Fabia
Deze auto stond in de ten laste gelegde periode op naam van verdachte [medeverdachte 1] en is begin juni 2017 gesloopt.
Voor wat betreft het telefoonnummer [telefoonnummer 4]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is op 28 april 2017 in gebruik genomen en tot en met 4 juni 2017 actief geweest.
Telefoonnummer [telefoonnummer 4] heeft verdachte [medeverdachte 1] ingevuld op een huurcontract voor een auto, zo bleek op 6 juni 2017.
Met telefoonnummer [telefoonnummer 4] is op 19 mei 2017 een melding gedaan van een verdachte situatie bij de woning van mevrouw [naam 5] . Verdachte [medeverdachte 1] is die dag als bestuurder van de Skoda Fabia in de buurt van die woning gecontroleerd, waarbij hij aangaf door zijn nicht in paniek te zijn gebeld en dat hij op zoek was naar de jongens die door zijn nicht waren omschreven.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] heeft veelvuldig contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van verdachte [verdachte] , gedurende de periode 30 april 2017 tot en met 3 juni 2017.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] heeft regelmatig contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] ( [telefoonnummer 5] ) van verdachte [medeverdachte 2] , gedurende de periode 2 mei 2017 tot en met 28 mei 2017.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] heeft regelmatig contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] ( [telefoonnummer 6] ) dat wordt toegeschreven aan [naam 4] , gedurende de periode 29 april 2017 tot en met 1 juni 2017.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] heeft regelmatig contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] ( [telefoonnummer 7] ) dat wordt toegeschreven aan [naam 5] , gedurende de periode 30 april 2017 tot en met 10 mei 2017 en 17 tot en met 19 mei 2017.
Deze personen zijn allemaal bekenden van verdachte [medeverdachte 1] . Verdachte [medeverdachte 1] is ook vanaf 2016 in verschillende samenstellingen met verdachte [verdachte] , verdachte [medeverdachte 2] en [naam 4] door de politie gecontroleerd.
De telefoon met nummer [telefoonnummer 4] straalt het meest de drie zendmasten aan die (alle drie) het gebied bestrijken waarin de woning van verdachte [medeverdachte 1] zich bevindt.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is één dag voordat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] niet meer in gebruik was, actief geworden.
Voor wat betreft het telefoonnummer [telefoonnummer 3]
In een (ander) lopend onderzoek wordt het nummer [telefoonnummer 3] aan verdachte [medeverdachte 1] toegeschreven.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is op 9 december 2016 in gebruik genomen en tot en met 29 april 2017 actief geweest.
De telefoon met nummer [telefoonnummer 3] straalt het meest de drie zendmasten aan die (alle drie) het gebied bestrijken waarin de woning van verdachte [medeverdachte 1] zich bevindt.
In afgeluisterde telefoongesprekken wordt de stem van verdachte [medeverdachte 1] herkend.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] heeft veelvuldig contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] dat wordt toegeschreven aan [naam 4] , in de periode van 9 december 2016 tot en met 29 april 2017.
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] heeft veelvuldig contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] dat wordt toegeschreven aan [naam 5] in de periode van 3 januari 2017 tot en met 28 april 2017.
De auto van verdachte [medeverdachte 1] en de gebruiker van [telefoonnummer 3] bevinden zich op 25 april 2017 allebei te Zoetermeer binnen het (beperkte) bereik van de zendmast die de locaties van de dubbele liquidatie en het aantreffen van de VW Golf bestrijkt.
Voor wat betreft [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] (in combinatie met [telefoonnummer 3] )
De gebruiker van [gebruikersnaam 1] zegt op 22 april 2017 in Alkmaar te zijn met ‘ [bijnaam 1] ’ waar ‘ [bijnaam 1] gaat balle’. De gebruiker van [telefoonnummer 3] is op dat moment in Alkmaar. De gebruiker van [telefoonnummer 1] (het nummer dat wordt toegeschreven aan verdachte [verdachte] /‘ [bijnaam 1] ’) is op dat moment ook in Alkmaar. Beide gebruikers bevinden zich in/bij het prostitutiegebied van Alkmaar.
De gebruiker van [gebruikersnaam 1] schrijft op 18 april 2017 om 20.14 uur aan [gebruikersnaam 3] (het PGP-account dat wordt toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] ) dat hij in Utrecht is en dat hij hen bij Ikea ziet. De gebruikers van [telefoonnummer 1] (verdachte [verdachte] ) en [telefoonnummer 8] (verdachte [medeverdachte 2] ) bevinden zich zo’n twintig minuten later bij Ikea (volgens zendmastgegevens). De gebruiker van [telefoonnummer 3] bevindt zich hier dan (nog) niet. De gebruiker van [telefoonnummer 1] belt vervolgens met de gebruiker van [telefoonnummer 3] .
De gebruiker van [gebruikersnaam 1] zegt op 19 april 2017 in de middag tegen het account dat wordt toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] dat ze naar Utrecht moeten om een auto om 21.00 uur af te geven. De gebruiker van [gebruikersnaam 1] zegt dat zijn gesprekspartner alvast moet bellen met ‘ [bijnaam 3] ’. Vervolgens belt de gebruiker van [telefoonnummer 8] (toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] ) met [telefoonnummer 9] (toegeschreven aan ‘ [bijnaam 3] ’, [naam 7] ). De datum voor het afgeven van de auto wordt uitgesteld, maar ze gaan (aldus gebruiker [gebruikersnaam 1] ) wel naar Utrecht om de auto te voorzien van platen en een spafles met spuitdop en een aansteker. Om 20.41 uur belt de gebruiker van [telefoonnummer 8] (toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] ) naar ‘ [bijnaam 3] ’. De gebruiker van [telefoonnummer 8] is dan in Utrecht. Om 21.34 uur ontvangt de gebruiker van [telefoonnummer 3] een sms. De gebruiker van [telefoonnummer 3] is dan in Utrecht.
Op 26 april 2017 heeft [gebruikersnaam 1] contact met het account toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] . Het contact gaat over het ophalen van geld en het regelen van een nieuwe telefoon in de buurt van Febo. De telefoon van gebruiker [telefoonnummer 8] (toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] ) straalt een zendmast in de buurt van een Febo aan, terwijl [gebruikersnaam 1] zegt thuis te zijn. Een paar uur later (om 1:52:06 uur) komt een verzoek van [gebruikersnaam 2] binnen bij het account dat wordt toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] om als nieuw Sky-contact te worden toegevoegd.
Op 1 mei 2017 stuurt [gebruikersnaam 2] naar een account dat wordt toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] dat hij naar Rotterdam wil gaan omdat iemand daar hennep wil bekijken. Verdachte [medeverdachte 2] kan niet, maar de gebruiker van de [gebruikersnaam 2] kan wel iets komen ophalen, hetgeen de gebruiker van [gebruikersnaam 2] bevestigt te komen doen. De telefoonnummers toegeschreven aan verdachte [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 8] ) en verdachte [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) stralen enkele minuten daarna beide de zendmast aan die de woning van verdachte [medeverdachte 2] bestrijkt.
 Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 2] :
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af:
  • verdachte [medeverdachte 2] is de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 8] (hierna: [telefoonnummer 8] ) en [telefoonnummer 5] (hierna: [telefoonnummer 5] );
  • verdachte [medeverdachte 2] is de gebruiker van [gebruikersnaam 3] .
De rechtbank baseert deze conclusie op de volgende, in de bewijsmiddelen opgenomen feiten en omstandigheden.
Voor wat betreft het telefoonnummer [telefoonnummer 5]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft dit telefoonnummer op 20 en 21 mei 2017 aan de politie doorgegeven als nummer waarop hij te bereiken is.
De gebruiker van dit telefoonnummer heeft tussen 28 april 2017 en 14 juni 2017 veelvuldig telefonisch contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van verdachte [verdachte] .
De gebruiker van dit telefoonnummer heeft tussen 2 en 28 mei 2017 veelvuldig telefonisch contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] van verdachte [medeverdachte 1] .
Gelet op het vorenstaande is aannemelijk dat het nummer [telefoonnummer 5] in ieder geval sinds 28 april 2017 feitelijk bij verdachte [medeverdachte 2] in gebruik was.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] werd kort voordat het gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 8] werd gestaakt, in gebruik genomen.
Voor wat betreft het telefoonnummer [telefoonnummer 8]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 8] is van 9 maart 2017 tot en met 4 mei 2017 in gebruik geweest, met dien verstande dat er na 30 april 2017, afgezien van twee inkomende sms-berichten op 1 mei 2017 en één inkomend sms-bericht op 4 mei 2017, geen contacten meer tot stand zijn gekomen. Het nummer [telefoonnummer 5] is dus kort na het staken van het gebruik van dit telefoonnummer door verdachte [medeverdachte 2] in gebruik genomen.
De gebruiker van dit telefoonnummer heeft gedurende de periode 19 maart 2017 tot en met 28 april 2017 regelmatig contact gehad met het nummer [telefoonnummer 3] dat aan verdachte [medeverdachte 1] wordt toegeschreven.
De gebruiker van dit telefoonnummer heeft gedurende de periode 18 april 2017 tot en met 26 april 2017 regelmatig contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat aan verdachte [verdachte] wordt toegeschreven.
De gebruiker van dit telefoonnummer heeft gedurende de periode 9 april 2017 tot en met 1 mei 2017 regelmatig contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] dat aan [naam 4] wordt toegeschreven.
De gebruiker van dit telefoonnummer heeft gedurende de periode 15 maart 2017 tot en met 23 april 2017 regelmatig contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] in gebruik bij [naam 5] .
Deze personen zijn allemaal bekenden van verdachte [medeverdachte 2] . Verdachte [medeverdachte 2] is ook vanaf 2016 in verschillende samenstellingen met verdachte [verdachte] , verdachte [medeverdachte 1] en [naam 4] door de politie gecontroleerd.
Onder de contacten die de gebruiker van dit telefoonnummer heeft, zijn er vier met de achternaam [achternaam] .
De telefoon met het nummer [telefoonnummer 8] straalt het meest de twee zendmasten aan die (allebei) het gebied bestrijken waarin de woning van verdachte [medeverdachte 2] zich bevindt.
Voor wat betreft [gebruikersnaam 3] (in combinatie met [telefoonnummer 8] )
Op 18 april 2017 bevinden de telefoon met nummer [telefoonnummer 8] en de gebruiker van [gebruikersnaam 3] (blijkens de berichten) zich allebei bij Ikea in Utrecht in verband met een afspraak met verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 1] .
De bewegingen van de telefoon met nummer [telefoonnummer 8] (blijkens zendmastgegevens) komen overeen met die van de gebruiker van [gebruikersnaam 3] (blijkens de berichten):
  • op 19 april 2017 in verband met een afspraak met [naam 7] in Utrecht;
  • op 21 april 2017 in verband met een bezoek aan [naam 5] in Utrecht;
  • op 26 april 20217 in verband met de aanschaf van een nieuwe telefoon (voor verdachte [medeverdachte 1] ) in Amsterdam.
Op 24 april 2017 stuurt [gebruikersnaam 3] aan [gebruikersnaam 1] (dat aan verdachte [medeverdachte 1] wordt toegeschreven): ‘Okeokee g5 sleutels kan [bijnaam 4] doen dt is geen stress’ en ‘Die sleutel heb jij dus heb die code nodig man om aan [bijnaam 4] te geven’. In een telefoon (iPhone 5S) van verdachte [medeverdachte 2] die in zijn slaapkamer in beslag werd genomen, werd het contact [bijnaam 4] aangetroffen met telefoonnummer [telefoonnummer 10] . Dit telefoonnummer werd ook aangetroffen op een post-it velletje in de VW Golf en bleek te behoren bij [naam 8] , een persoon met veel antecedenten ter zake van diefstallen van auto’s die werden gebruikt bij overvallen en/of ramkraken. Het sms-verkeer tussen [telefoonnummer 8] en [naam 8] past naadloos in het PGP-berichtenverkeer tussen [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 1] (dat aan verdachte [medeverdachte 1] wordt toegeschreven).
Uit de berichten op 24 april 2017 van [gebruikersnaam 3] aan [gebruikersnaam 1] (dat aan verdachte [medeverdachte 1] wordt toegeschreven) valt onder meer op te maken dat [gebruikersnaam 3] voor zijn vader moet werken en brieven moet doen. Uit het basis integrale bevraging systeem van de politie blijkt dat verdachte [medeverdachte 2] meerdere malen is gecontroleerd en heeft aangegeven voor Post NL te werken, namelijk op 28 september 2014, 8 oktober 2014 en 24 november 2016.
Uit berichten van 20 april 2017 van [gebruikersnaam 3] valt op te maken dat de gebruiker een Polo heeft. Uit de gegevens van de Dienst Wegverkeer bleek verdachte [medeverdachte 2] een Volkswagen Polo, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken 5] op zijn naam te hebben staan in de periode van 7 november 2016 t/m 30 november 2017.
Bewijsoverweging feit 1 primair (diefstal Volkswagen Golf)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de nacht van 23 op 24 april 2017 een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [naam 1] , is gestolen in Amsterdam. Deze diefstal vond plaats op de parkeerplaats bij [adres 2] . Vanaf 3.00 uur die nacht straalden de telefoons van verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 2] op meerdere momenten de zendmasten aan die het Voordek in het bereik hebben. Uit de (kort) hierop volgende PGP-berichten tussen verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] en de zendmastgegevens blijkt dat de verdachten vanaf dat moment de beschikking hadden over de genoemde Volkswagen Golf. Ook blijkt uit één van deze PGP-berichten dat de Volkswagen Golf is gestolen met behulp van een knipsleutel (valse sleutel) die verdachte [medeverdachte 2] had gemaakt en die verdachte [verdachte] nadien in zijn bezit hield. Verdachte [medeverdachte 2] stond in contact met [naam 8] (ofwel ‘ [bijnaam 4] ’) om een echte sleutel te laten maken.
Gelet hierop zal de rechtbank de laste gelegde diefstal in vereniging met behulp van een valse sleutel bewezen verklaren.
Bewijsoverweging feit 2 (opzetheling BMW en kentekenplaten)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de periode van 9 april 2017 tot en met 15 april 2017 een BMW met kenteken [kenteken 6] , toebehorende aan [naam 2] , is gestolen in Amsterdam.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat in de periode van 17 tot en met 18 december 2016 Belgische kentekenplaten [kenteken 3] , toebehorende aan [naam 9] , zijn gestolen in Utrecht.
Uit PGP-berichten van verdachte [medeverdachte 1] en kentekenregistraties, volgt dat verdachte [verdachte] op 24 april 2017 samen met verdachte [medeverdachte 1] naar Utrecht is gegaan. In Utrecht heeft verdachte [verdachte] gestolen Belgische kentekenplaten ( [kenteken 3] ) van [naam 7] meegekregen om op de hiervoor genoemde Volkswagen Golf te bevestigen. Ook is verdachte [verdachte] samen met [naam 7] naar een garagebox gegaan waar de genoemde gestolen BMW, type 545i, zwart van kleur, oorspronkelijk voorzien van kenteken [kenteken 6] (maar nu voorzien van het valse kenteken [kenteken 2] ), stond geparkeerd die verdachte [verdachte] vervolgens die dag samen met verdachte [medeverdachte 1] naar Zoetermeer heeft gereden.
Gelet hierop zal de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van opzetheling van de genoemde BMW en de twee sets valse/gestolen kentekenplaten bewezen verklaren.
Nu het dossier geen bewijs bevat dat verdachte [verdachte] betrokken was bij de diefstal van de BMW en de Belgische kentekenplaten, of het wegbrengen van de Volkswagen Golf in de vroege ochtend van 25 april 2017, zal de rechtbank de datum van beide bewezenverklaarde feiten vaststellen op 24 april 2017.
3.3.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. (primair)
hij
op24 april 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een auto (VW Golf, kenteken [kenteken 1] ),
toebehorendeaan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en zijn mededader niet gerechtigd waren;
2.
hij
op 24 april 2017te Utrecht en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, goederen, te weten een auto (BMW type 545i) en meerdere kentekenplaten ( [kenteken 2] ) en ( [kenteken 3] ) voorhanden
heeftgehad, terwijl hij en zijn
mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen
telkenswisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair, voor het geval geen integrale vrijspraak zou volgen, een strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft hiertoe gewezen op de in positieve zin veranderde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede op de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich (samen met anderen) schuldig gemaakt aan diefstal van een personenauto en opzetheling van een tweede personenauto en valse/gestolen kentekenplaten. Beide personenauto’s waren bestemd als vluchtauto’s voor de daders van een dubbele liquidatie. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist dat de vluchtauto’s bestemd waren voor dit doel. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte gelet op alle omstandigheden moet hebben geweten dat de auto’s zouden worden gebruikt voor het plegen van een ernstig misdrijf. Een dergelijk misdrijf heeft zich ook daadwerkelijk voltrokken. De rechtbank neemt de verdachte kwalijk dat hij daar indirect een bijdrage aan heeft geleverd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 juli 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke misdrijven, ook in de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum van de onderhavige strafbare feiten. Aan de verdachte is hiervoor meerdere keren een gevangenisstraf opgelegd.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn persoonlijke omstandigheden inmiddels in positieve zin zijn gewijzigd en dat hij, hetgeen ook blijkt uit zijn strafblad, niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met misdrijven als de onderhavige.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van berechting binnen twee jaren is overschreden. De verdachte is in deze zaak op 26 september 2017 voor het eerst in verzekering gesteld. Nadat de zaak was geseponeerd in 2018, is hij opnieuw aangehouden en in verzekering gesteld op 22 maart 2022. Ook indien gerekend wordt vanaf dat laatste moment, is de redelijke termijn overschreden. De rechtbank is van oordeel dat er geen bijzondere omstandigheid is die deze overschrijding rechtvaardigt, zodat deze overschrijding een matiging van de straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank deze straf echter matigen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van voormelde duur, met een proeftijd van twee jaar. In aanvulling daarop zal de rechtbank echter wel een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uur.
Deze straf is aanzienlijk lager dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie niet tot een bewezenverklaring van het zwaarste ten laste gelegde feit komt, te weten de medeplichtigheid aan een dubbele moord.

7.De vordering tot gevangenneming

De officier van justitie heeft gevorderd de gevangenneming te bevelen bij einduitspraak. De raadsman heeft afwijzing van deze vordering bepleit. Nu de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte zal opleggen, zal de vordering tot gevangenneming worden afgewezen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 primair/subsidiair/meer subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van 240 (tweehonderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
mr. S. Bosmans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2024.