Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1] GMBH te Weißbriach, Oostenrijk,
[gedaagde sub 2]te [woonplaats] , Oostenrijk,
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 maart 2024;
- de akte overlegging producties 1 tot en met 10;
- de betekeningsstukken;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het incident, met producties 11 tot en met 18.
2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident
bis-Verordening [1] . Volgens Holzbau en [gedaagde sub 2] gaat het in deze zaak om een particuliere borgtocht en kwalificeert [gedaagde sub 2] daarom als consument ten aanzien van de borgtochtovereenkomst. Op grond van artikel 18 lid 2 Brussel I
bis-Verordening geldt dat een rechtsvordering die tegen een consument wordt ingesteld door de wederpartij bij de overeenkomst slechts kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat waar de consument woonplaats heeft. [gedaagde sub 2] woont in Oostenrijk. Gelet op de absolute bevoegdheid van de Oostenrijkse rechter ten aanzien van de vordering jegens [gedaagde sub 2] , geldt dat de Nederlandse rechter zich eveneens ten aanzien van de vordering jegens Holzbau onbevoegd moet verklaren. Holzbau en [gedaagde sub 2] stellen dus dat alleen de Oostenrijkse rechter bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
bis-Verordening.
bis-Verordening in beginsel voor een gerecht in Oostenrijk worden opgeroepen. Maar op grond van de alternatieve bevoegdheidsregeling van artikel 7 lid 1 sub a Brussel I
bis-Verordening kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, als de grondslag van de vordering een verbintenis uit overeenkomst is, ook in een andere lidstaat worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Wat deze plaats is moet worden beoordeeld aan de hand van het recht dat op de overeenkomst van toepassing is.
bis-Verordening (Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten) in deze zaak niet van toepassing is, omdat [gedaagde sub 2] niet is aan te merken als een consument in de zin van de Brussel I
bis-Verordening. Het volgende is daartoe redengevend.
bis-Verordening beschrijft een door een consument gesloten overeenkomst als volgt:
een overeenkomst gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat niet als bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd.”
bis-Verordening gebruikte begrippen – waaronder het begrip consument – moet met het oog op de eenvormige toepassing van de verordening in alle lidstaten een autonome uitleg worden gegeven, waarbij hoofdzakelijk aansluiting moet worden gezocht bij het stelsel en de doelstelling van de verordening. De regeling van de artikelen 17 e.v. heeft tot doel een passende bescherming te bieden aan de consument die ten opzichte van zijn beroepsmatige wederpartij als economisch zwakkere en juridisch minder ervaren contractspartij wordt beschouwd en om die reden niet mag worden afgehouden van het instellen van een rechtsvordering door hem te verplichten een rechtsvordering aanhangig te maken voor de gerechten van de staat op het grondgebied waarvan zijn wederpartij woon-/vestigingsplaats heeft.
bis-Verordening, die sterke gelijkenissen vertoont met het consumentenbegrip in andere EU-regelingen, zal de rechtbank voor de nadere uitleg van de bepaling aansluiten bij de rechtspraak van het HvJEU daarover. Uit vaste rechtspraak van het HvJEU (Shearson Lehman Hutton, HvJEU 1993, C-89 en Benincasa, HvJEU 3 juli 1997 C-296/95) volgt dat het begrip consument eng moet worden uitgelegd, waarbij aansluiting moet worden gezocht bij de positie van deze persoon in een bepaalde overeenkomst, rekening houdend met de aard en het doel daarvan, maar niet met de subjectieve situatie van die persoon. Onder de bijzondere regeling ter bescherming van de consument als zwakkere partij vallen alleen overeenkomsten die, los en onafhankelijk van enige beroepsmatige activiteit of doelstelling, uitsluitend worden gesloten om te voorzien in de consumptiebehoeften van een persoon als particulier, terwijl deze bescherming in geval van overeenkomsten met een beroepsmatig doel niet gerechtvaardigd is. Hetzelfde geldt voor gemengde overeenkomsten die zowel een particulier als een zakelijk karakter hebben (Gruber, HvJEU 20 januari 2005, C-464/01).
bis-Verordening. Hierbij is verder niet van belang of [gedaagde sub 2] als particuliere borg handelde bij het aangaan van de overeenkomst.
- salaris advocaat: € 614 (1 punt à € 614, volgens tarief II);
- nakosten: € 178, plus verhoging als het vonnis wordt betekend;
3.De beslissing
23 oktober 2024voor het nemen van een conclusie van antwoord;