ECLI:NL:RBDHA:2024:14811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
11080561 EJ VERZ 24-82024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transitievergoeding en variabele looncomponenten in arbeidsovereenkomst

In deze beschikking van de kantonrechter van 17 september 2024, uitgesproken in de Rechtbank Den Haag, is de transitievergoeding van de werknemer vastgesteld. De zaak betreft de berekening van de transitievergoeding, waarbij de kantonrechter oordeelt dat het loon moet worden vermeerderd met de overeengekomen variabele looncomponenten in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt. De arbeidsovereenkomst van de verzoeker eindigde op 1 maart 2024, waardoor de jaren 2021, 2022 en 2023 relevant zijn voor de berekening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de variabele beloning in deze jaren in totaal € 25.574,59 bedroeg, wat resulteert in een maandsalaris van € 8.013,= bruto. Dit leidt tot een transitievergoeding van € 96.156,= bruto, die aan de verzoeker wordt toegewezen. De kantonrechter heeft ook andere verzoeken van de werknemer beoordeeld, waaronder gefixeerde schadevergoeding, onbetaald gelaten bonussen en vergoeding voor resterende vakantie- en ADV-dagen. De totale bedragen zijn vastgesteld en de wettelijke rente is vanaf bepaalde data toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en andere vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 11080561 EJ VERZ 24-82024
Beschikking van de kantonrechter d.d. 17 september 2024 in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. D.J.W. Feddes,
tegen
de besloten vennootschap
[verweerder],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [Vestigingsplaats verweerder] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. B.J. Bloemendal.

1.Het verdere verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de stukken die zijn genoemd in de tussenbeschikking die in deze zaak is gegeven op 4 juli 2024 en voorts van de navolgende stukken, waaruit tevens het verdere verloop van de procedure blijkt:
- de akte die [verweerder] heeft doen nemen op 25 juli 2024;
- de antwoordakte die [verzoeker] heeft doen nemen op 20 augustus 2024.

2.De nadere beoordeling

2.1
In haar akte na tussenbeschikking heeft [verweerder] het volgende aangevoerd. Op grond van artikel 3 lid 1 onder c van het Besluit loonbegrip wordt het loon, als bedoeld in artikel 2 van dat besluit, vermeerderd met de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd in de drie kalenderjaren in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst is geëindigd, gedeeld door 36. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 1 maart 2024. De drie voorafgaande kalenderjaren zijn daarom 2021, 2022 en 2023. De variabele beloning bedroeg in 2021 € 6.011,77 bruto, in 2022 € 9.781,41 bruto en € 9.781,41 bruto in het jaar 2023. De variabele beloning bedroeg in die jaren derhalve € 25.574,59. Gedeeld door 36 levert dat op € 710,41. Het van toepassing zijnde maandsalaris bedraagt, inclusief 8% vakantietoeslag, € 7.302,24. Dit bedrag, vermeerderd met het zojuist genoemde bedrag ad € 710,41 leidt tot een maandsalaris van in het totaal (afgerond) € 8.013,= bruto. Berekend over de periode vanaf de indiensttreding van [verzoeker] tot einde dienstverband leidt dit tot een transitievergoeding ad € 96.156,= bruto, zodat dit bedrag is toe te wijzen.
2.2
[verzoeker] heeft in zijn akte na tussenbeschikking het volgende aangevoerd. Voor de berekening van de transitievergoeding moet op grond van het Besluit loonbegrip worden gekeken naar de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt. Ten deze gaat het dus om de jaren 2021, 2022 en 2023. Bij de berekening is uit te gaan van de variabele beloning die verschuldigd is in de drie voorafgaande kalenderjaren en niet, zoals [verweerder] ten onrechte als uitgangspunt neemt, de variabele beloning die verschuldigd is over deze jaren. In 2021 is aan variabele beloning uitgekeerd een bedrag ad € 14.691,53 bruto, zoals blijkt uit de brief van [verweerder] aan [verzoeker] d.d. maart 2021. In het jaar 2022 is aan variabele vergoeding uitgekeerd een bedrag ad € 6.011,77 bruto, zoals blijkt uit de brief van [verweerder] aan [verzoeker] d.d. maart 2022. Met betrekking tot het jaar 2023 is de variabele beloning – zoals is overwogen in de tussenbeschikking – te stellen op een bedrag ad € 9.781,41 bruto. De totale variabele beloning is hiermee vast te stellen op een bedrag ad (€ 14.691,53 + 6.011,77 + € 9.781,41 : 36 =) € 846,80. Het maandsalaris van [verzoeker] bedroeg € 7.302,24 inclusief de vakantiebijslag van 8%. Dit bedrag, vermeerderd met de gemiddelde variabele beloning over de jaren 2021 tot en met 2023 ad € 846,80 leidt tot een maandsalaris ad € 8.149,04 bruto. Nu de transitievergoeding in het jaar 2024 is gemaximeerd tot een bedrag ad € 94.000,= bruto of een bedrag gelijk aan ten hoogste het loon over twaalf maanden indien dat loon hoger is dat het bedrag ad € 94.000,=, is de [verzoeker] toekomende transitievergoeding vast te stellen op een bedrag ad (€ 8.149,04 bruto x 12 =) € 107.569,89 bruto, zodat dit bedrag is toe te wijzen.
2.3
De kantonrechter overweegt nader het volgende.
2.4
Over de brieven d.d. maart 2021 en maart 2022, door [verzoeker] in het geding gebracht bij zijn na tussenbeschikking genomen akte, heeft [verweerder] zich niet kunnen uitlaten. Nu de betreffende brieven van [verweerder] afkomstig zijn en bij haar dus bekend zijn, is er geen aanleiding om haar daartoe nog in de gelegenheid te stellen.
2.5
Het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding bepaalt in artikel 3 onder meer dat het loon, bedoeld in artikel 2 van dat besluit, voor de toepassing van artikel 7:673 lid 2 BW wordt vermeerderd met de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd
inde drie kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door zesendertig. De stelling van [verzoeker] dat bij de berekening van de transitievergoeding is uit te gaan van de variabele beloning die verschuldigd is in de drie voorafgaande kalenderjaren en niet, zoals [verweerder] tot uitgangspunt neemt, de variabele beloning die verschuldigd is over deze jaren, is derhalve juist. Dit brengt met zich mee dat de transitievergoeding is vast te stellen op een bedrag gelijk aan ten hoogste het loon over twaalf maanden indien dat loon hoger is dat het bedrag ad € 94.000,=. Nu het loon over twaalf maanden in casu hoger is dan laatstgenoemd bedrag, is de transitievergoeding vast te stellen op het door [verzoeker] berekende bedrag ad (€ 8.149,04 bruto x 12 =) € 107.569,89 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024 tot de dag der algehele voldoening. Het feit dat in het verzoekschrift is verzocht om de toewijzing van een transitievergoeding ten bedrage van € 104.937,55 staat hieraan niet in de weg, omdat het ten deze gaat om de toewijzing van een op grond van de wet verschuldigde vergoeding, terwijl niet (voldoende) is gebleken dat [verzoeker] de vergoedingsplicht van [verweerder] heeft willen beperken tot het door hem in het verzoekschrift genoemde bedrag.
2.6
Zoals uit de tussenbeschikking volgt is verder toe te wijzen de gefixeerde schadevergoeding ad € 21.906,72 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024, de vergoeding van de onbetaald gelaten bonussen ad € 21.193,06 bruto, te vermeerderen met de verzochte, tot 10% te matigen wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag van het verzuim, en de vergoeding wegens de resterende vakantie/verlof- en ADV dagen ad € 14.165,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024. Het in rechtsoverweging 2.1.7 van de tussenbeschikking genoemde verzoek met betrekking tot de vakantiebijslag is tot op heden niet aan de orde gekomen. Op dat verzoek is toe te wijzen het door [verweerder] genoemde bedrag ad € 4.327,35 bruto, omdat [verzoeker] de argumentatie die [verweerder] daaraan ten grondslag heeft gelegd niet (voldoende) heeft weersproken. Het bedrag ad € 4.327,35 bruto wordt toegewezen te vermeerderen met de tot 10% te matigen wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag van het verzuim.
2.7
De uitkomst van deze procedure is aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] betalen:
1. de transitievergoeding ad € 107.569,89 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2024 tot de dag der algehele voldoening;
2. de gefixeerde schadevergoeding ad € 21.906,72 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot de dag der algehele voldoening;
3. de onbetaald gelaten bonussen ad € 21.193,06 bruto, te vermeerderen met de tot 10% te matigen wettelijke verhoging en de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het verzuim tot de dag der algehele voldoening;
4. de vergoeding wegens de resterende vakantie/verlof- en ADVdagen ad € 14.165,40 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot de dag der algehele voldoening;
5. de vakantiebijslag ad € 4.327,35 bruto, te vermeerderen met de tot 10% te matigen wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag van het verzuim tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] met betrekking tot de hiervoor sub 1 en 4 genoemde bedragen een deugdelijke bruto-netto specificatie te verstrekken;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. M. Nijenhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2024.