ECLI:NL:RBDHA:2024:14810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
C/09/671698 / JE RK 24-1580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 september 2024, wordt een machtiging voor gesloten jeugdhulp en de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007, besproken. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden als gecertificeerde instelling, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot aan haar meerderjarigheid in 2025. De minderjarige heeft een belast verleden en vertoont zorgwekkend gedrag, waaronder middelengebruik en onveilig seksueel gedrag. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige in een gesloten accommodatie moet verblijven om haar veiligheid te waarborgen en om te voorkomen dat zij zich onttrekt aan de noodzakelijke hulpverlening. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp van 4 september 2024 tot 4 oktober 2024. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de behandeling van het verzoek voor het overige aanhoudt en dat er een nadere onderbouwing van het verzoek nodig is voor de volgende zitting op 2 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/671698 / JE RK 24-1580 C/09/671698JE RK 24-1580
Datum uitspraak: 4 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. M.P. Friperson te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 augustus 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 4 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
- de moeder;
- [naam 1] , als vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, met toehoorder.
1.3.
Op 29 augustus 2024 heeft de gecertificeerde instelling haar initiële verzoek (zaaksnummer [nummer] ) ingetrokken en het verzoek zoals geformuleerd onder 3. van deze beschikking ingediend.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de heer [naam 2] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft bij een gesloten groep van [locatie 2] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 oktober 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 26 oktober 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 augustus 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accomodatie van een jeugdhulpaanbieder en een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend tot 6 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid, zijnde tot [datum] 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens wordt door de gecertificeerde instelling een machtiging verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. [minderjarige] is een meisje met een zeer belast verleden. Haar moeder heeft samen met haar en haar broertje moeten onderduiken voor hun vader en [minderjarige] is door verschillende mannen in haar leven grensoverschrijdend bejegend. Zij heeft veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt die direct invloed hebben op haar stress- en emotieregulatie. Er zijn grote zorgen over [minderjarige] haar eigen grensoverschrijdende gedrag, waarbij zij zichzelf in gevaarlijke situaties plaatst. Ook zijn er zorgen over het contact tussen [minderjarige] en haar familie. [minderjarige] woont sinds december 2022 niet meer bij haar moeder. Er is een patroon van afstoten en aantrekken tussen hen ontstaan, waardoor het vertrouwen van beiden is geschaad. Hierdoor heeft de moeder besloten het contact met [minderjarige] te verbreken, waardoor [minderjarige] ook niet meer haar broertje ziet.
3.3.
In het afgelopen jaar waren er positieve veranderingen te zien in het gedrag van [minderjarige] . Ze heeft door psychomotorische therapie en emdr-therapie tijdens haar gesloten plaatsing op [locatie 2] kunnen werken aan haar emotieregulatie. Ook heeft ze beter leren praten over haar emoties en laten zien dat ze in staat is om te reflecteren op haar eigen handelen. Om [minderjarige] bewust te houden van de impulsieve keuzes die zij kan maken, maar haar ook vrijheid en controle te geven in haar keuzes en de consequenties hiervan, is een voorwaardelijke machtiging gesloten verzocht in februari van 2024, welke tot augustus 2024 liep. In februari 2024 is ze overgeplaatst naar een open groep van Jeugdformaat, te weten [locatie 1] .
3.4.
Sinds 23 augustus 2024 verblijft [minderjarige] echter weer op een gesloten groep van [locatie 2] op basis van de gesloten machtiging. De zorgen om [minderjarige] zijn zodanig toegenomen dat een langdurige gesloten plaatsing nu noodzakelijk wordt geacht. Er hebben verscheidene gebeurtenissen plaatsgevonden waarbij [minderjarige] ’s veiligheid ernstig in het geding kwam. Er is sprake van veelvuldig gebruik van lachgasballonnen en zij is gestart met blowen en het drinken van alcohol. Ook heeft [minderjarige] gevochten, en is zij gefilmd terwijl zij meermaals een meisje (dat al op de grond lag) fors op haar hoofd trapt. [minderjarige] maakt verder seksueel getinte/uitdagende foto’s en filmpjes openbaar op haar sociale media, en zij lijkt opnieuw onveilige seks te hebben. Verder heeft zij zorgwekkende uitspraken gedaan, waaronder dat zij “buiten de regio wil wonen, nu zij geen rust heeft en gestrest is, en zij achtervolgd en bedreigd wordt.” Zij geeft hierbij geen openheid van wie deze dreiging uitgaat.
3.5.
[minderjarige] erkent de zorgen niet. Zij lijkt de impact van haar gedrag van de afgelopen maanden niet te overzien en blijft onverstandige, impulsieve keuzes maken. In september zal [minderjarige] starten met schematherapie. Het is positief dat [minderjarige] hier voor open lijkt te staan. [minderjarige] is bijna achttien en het is in haar belang dat zij in de aankomende maanden de hulpverlening en rust kan krijgen. Er moeten worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn in het begeleid wonen en of [minderjarige] buitenregionaal kan gaan wonen. Om [minderjarige] nu een goede kans te geven in het effectief ontvangen en gebruik maken van de hulpverlening en om haar veiligheid te kunnen garanderen, is het kader van een gesloten uithuisplaatsing nodig.

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens [minderjarige] geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de machtiging tot gesloten plaatsing. De advocaat van [minderjarige] heeft ter zitting naar voren gebracht dat de zorgen onvoldoende zijn om over te gaan tot een gesloten plaatsing. Daarnaast is de noodzaak tot een gesloten kader onvoldoende onderbouwd, nu er geen sprake is van het onttrekken door [minderjarige] aan de hulpverlening. [minderjarige] heeft in het verleden immers overal aan meegewerkt, en zal in september starten met haar schematherapie. Verder dient een gesloten plaatsing een laatste redmiddel te zijn. [minderjarige] heeft in de afgelopen periode enorm veel meegemaakt, wat als een katalysator heeft gewerkt, en waarvan het niet gek is dat dit terug te zien is in haar gedrag. Ze is erg open geweest over wat haar bezig houdt en wat ze doet, en lijkt hier nu voor te worden gestraft. Hierdoor is haar vertrouwen geschonden. Voorkomen moet worden dat zij gesloten wordt geplaatst en dat ze zich juist gaat verzetten tegen de hulpverlening. Een gesloten groep bij [locatie 2] is niet de beste plek voor [minderjarige] . Het zou fijn zijn als [minderjarige] bij haar tante of bij de open groep (de Boerderij) van [locatie 2] kan wonen als tussenstation tot aan het begeleid wonen vanaf haar meerderjarigheid. Subsidiair wordt dan ook verzocht om de machtiging voor de duur van één maand toe te wijzen, zodat de mogelijkheid van een verblijf bij de tante of een open groep kan worden onderzocht.
4.2.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder geeft aan dat de gebeurtenissen rondom [minderjarige] veel invloed hebben gehad op het hele gezin. Het is snel misgegaan nadat [minderjarige] uit de gesloten setting kwam. De moeder is van mening dat [minderjarige] zich nog steeds in onveilige situaties bevindt en maakt zich hier grote zorgen om.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
[minderjarige] is een erg kwetsbaar meisje met een belast verleden. Recent is [minderjarige] ’s vriendin door eerwraak om het leven gekomen en heeft haar moeder na een lange periode van onderling aantrekken en afstoten en het verbreken van elkaars vertrouwen het contact met [minderjarige] beëindigd, waardoor [minderjarige] ook geen contact meer heeft met haar broertje. Deze gebeurtenissen hebben begrijpelijkerwijs veel invloed gehad op [minderjarige] en mogelijk op haar gedrag, dat sinds een paar maanden weer heel zorgwekkend is, en waardoor zij terecht is gekomen in voor haar zeer onveilige situaties. [minderjarige] wordt bovendien volgend jaar meerderjarig. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is dan ook noodzakelijk om de regie te voeren over de in te zetten hulpverlening die [minderjarige] nodig heeft om haar te helpen haar verleden te verwerken, en om ervoor te zorgen dat [minderjarige] zo goed mogelijk wordt voorbereid op de naderende meerderjarigheid. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot aan de meerderjarigheid, dus tot [datum] 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.3.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.4.
De afgelopen maanden heeft [minderjarige] zorgwekkend gedrag laten zien in de vorm van middelengebruik, agressie en geweld, en onveilig seksueel gedrag met anderen en via sociale media. Hoewel [minderjarige] daar later op is teruggekomen, heeft zij eerder verteld dat ze bedreigd en achtervolgt wordt, en dat zij graag buiten de regio wil gaan wonen. Tijdens de zitting is door de moeder en door de gecertificeerde instelling toegelicht dat meerdere bronnen die dreiging bevestigen. De kinderrechter vindt dan ook dat op dit moment voldoende aannemelijk is dat de veiligheid van [minderjarige] in het geding is, met als groot risico dat de noodzakelijk hulpverlening, waaronder de op te starten schematherapie, niet of onvoldoende van de grond komt. De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten uithuisplaatsing dan ook verlenen, maar voor slechts een maand, en zal het verzoek voor het overige aanhouden. Daartoe is het volgende van belang.
5.5.
[minderjarige] heeft verteld dat van een (be)dreiging geen sprake (meer) is. De kinderrechter vindt dat [minderjarige] ’s gevoel van (on)veiligheid serieus genomen moet worden. Daarbij komt dat de bevestiging van die (be)dreiging door de moeder en de gecertificeerde instelling vooral bestaat uit informatie van derden van horen zeggen – een schriftelijke onderbouwing ontbreekt. Verder is van belang dat [minderjarige] eerder heeft laten zien dat zij in staat is hulpverlening te accepteren en behandelingen af te ronden, waaronder psychomotorische therapie en emdr-therapie. Ook heeft ze toegelicht dat zij wil beginnen met systeemtherapie. De komende maand zal dan ook onderzocht moeten worden hoe het staat met de veiligheid van [minderjarige] , of de noodzaak voor een langere gesloten plaatsing blijft bestaan, en zo ja, welke stappen gezet moeten worden om de noodzakelijke hulpverlening zo snel mogelijk op te starten en/of voort te zetten in een open setting. Mocht de gecertificeerde instelling het verzoek voor het overige handhaven, dan verzoekt de kinderrechter een nadere onderbouwing van het verzoek, en een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper. De nadere onderbouwing ontvangt de kinderrechter graag uiterlijk één week voor de behandeling van het overige deel van het verzoek op 2 oktober 2024 om 13:00 uur.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot [datum] 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 4 september 2024 tot 4 oktober 2024;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de gecertificeerde instelling, de moeder en [minderjarige] en haar advocaat op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Den Haag, locatie 's-Gravenhage, in het gerechtsgebouw aan Prins Clauslaan 60 te Den Haag, op
2 oktober 2024 te 13:00uur, om nader op het verzoek te worden gehoord;
6.5.
verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk één week vóór de zittingsdatum aan de rechtbank te laten weten of het verzoek wordt gehandhaafd en – bij handhaving van het verzoek – dat verzoek nader te onderbouwen;
6.6.
verzoekt de gecertificeerde instelling een
nieuwe instemmingsverklaringvan een gedragswetenschapper aan de kinderrechter en de belanghebbenden aan te leveren.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024 door
mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 17 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking, voor zover deze eindbeslissingen bevat, kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.