ECLI:NL:RBDHA:2024:1477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
c/09/660854 / KG ZA 24-91
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over luchtruimverbod en overheidsaansprakelijkheid met betrekking tot een vliegtuig onder Russische controle

In deze zaak, die op 6 februari 2024 voor de voorzieningenrechter in kort geding is behandeld, vordert de eisende partij, een rechtspersoon naar het recht van Bermuda, toestemming om met hun vliegtuig, een Falcon 7X, het Europese luchtruim te betreden voor noodzakelijk onderhoud. De Staat der Nederlanden, gedaagde partij, heeft geweigerd deze toestemming te verlenen op basis van artikel 3 quinquies van Verordening 833/2014, dat een luchtruimverbod oplegt aan vliegtuigen die onder controle staan van Russische natuurlijke personen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het vliegtuig onder het luchtruimverbod valt, omdat de eigenaar, de heer [Naam 3], de Russische nationaliteit heeft. De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat het onderhoud onder de uitzonderingen van de verordening valt. De vorderingen van de eisende partij worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/660854 / KG ZA 24-91
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 6 februari 2024
in de zaak van
[eisende partij]te [plaats 1] (Bermuda),
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaten: mr. S.M.Y. van de Graaff en mr. E.S.J. Wever te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (het ministerie van Financiën en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Staat,
advocaten: mr. M.C. de Vries, mr. A. Hijmans van den Bergh en mr. R. den Boer te Den Haag.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. W. Jansen, griffier.
Na het uitroepen van de zaak zijn verschenen:
- mr. Van de Graaff en mr. Wever, advocaten voornoemd;
- de heer [Naam 1] (namens de ILT);
- de heer [Naam 2] (namens de Nederlandse Douane);
- mr. de Vries, mr. Hijmans van den Bergh en mr. R. den Boer, advocaten voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eisende partij] , een rechtspersoon naar het recht van Bermuda, is de eigenaar van een Falcon 7X met registratie/staartnummer [nummer 1] en serienummer [nummer 2] (hierna: het Vliegtuig) van producent [X] (hierna: [X] ). De enig aandeelhouder van [eisende partij] is de heer [Naam 3] (hierna: [Naam 3] ).
1.2.
[Naam 3] heeft de Russische nationaliteit verkregen bij geboorte. Daarnaast heeft hij de Maltese nationaliteit (sinds 2017) en die van Saint Kitts en Nevis (sinds 2011).
1.3.
Op 29 november 2023 heeft het Vliegtuig, met daarin [Naam 3] als passagier, een landing gemaakt op Schiphol. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft het Vliegtuig vervolgens met het oog op artikel 3 quinquies Verordening EU 833/2014 [1] verboden om op te stijgen van Schiphol op basis van het vermoeden dat [Naam 3] de Russische nationaliteit heeft.
1.4.
Het luchtwaardigheidscertificaat van het Vliegtuig is op 28 januari 2024 verlopen.
1.5.
Tussen partijen is in geschil of de Staat moet toestaan dat het Vliegtuig naar het servicecenter van [X] ([…]) in [plaats 2] vliegt ten behoeve van noodzakelijk onderhoud om de luchtwaardigheid en de operationele veiligheid ervan te behouden. [eisende partij] heeft in dit verband gesteld dat de omvang en kosten van dat onderhoud met het verstrijken van de tijd exponentieel toenemen.
1.6.
In dit kort geding vordert [eisende partij] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
primair:
de Staat, althans de ILT en de Douane, te gelasten te gehengen en te gedogen dat het Vliegtuig het Europese luchtruim betreedt zolang [Naam 3] de (indirecte) eigenaar van het Vliegtuig is en [eisende partij] noch de heer [Naam 3] zelf gesanctioneerd zijn onder het EU Rusland Sanctieregime;
subsidiair: de Staat, althans de ILT en de Douane, te gelasten te gehengen en te gedogen dat het Vliegtuig uiterlijk op 7 februari 2024 (of zoveel later als naar het oordeel van [eisende partij] strikt noodzakelijk maar in elk geval binnen een redelijke termijn na 7 februari 2024) naar het servicecentrum van [X] in [plaats 2] vliegt ten behoeve van het tweejaarlijks onderhoud en daartoe de vereiste ontheffingen verleent en verkrijgt;
primair en subsidiairop straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De Staat voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
1.7.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.8.
Op grond van artikel 3 quinquies lid 1 van Verordening 833/2014 is het voor vliegtuigen die onder controle staan van een Russische natuurlijke persoon verboden om te landen op of te vertrekken van het grondgebied van de Europese Unie of om over dat grondgebied te vliegen. Dit luchtruimverbod is duidelijk naar inhoud en strekking. Bij vragen over de uitleg van deze bepaling komt betekenis toe aan de daarover door de Europese Commissie gegeven toelichting in de Frequently Asked Questions (hierna: FAQ) [2] . Deze toelichting maakt geen deel uit van de bepaling, maar vormt wel een gezaghebbende bron van uitleg ervan.
1.9.
Niet in geschil is dat [Naam 3] (onder meer) de Russische nationaliteit heeft en dat hij, als aandeelhouder van [eisende partij] , de controle heeft over het Vliegtuig. Dit betekent dat het Vliegtuig valt onder het luchtruimverbod van artikel 3 quinquies Verordening 833/2014. Voor zover er twijfel mogelijk is over de vraag of het verbod ook van toepassing is op personen met een dubbele nationaliteit (waaronder die van een EU-lidstaat), volgt uit het antwoord op vraag 11 van de FAQ dat personen met een dubbel paspoort voor de toepassing van de bepaling worden beschouwd als een Russische staatsburger, ook als zij ingezetene zijn van een EU-lidstaat. Het feit dat [Naam 3] naast de Russische nationaliteit ook de Maltese nationaliteit heeft, maakt dus niet dat het luchtruimverbod niet van toepassing is.
1.10.
De stelling van [eisende partij] dat [Naam 3] sinds langere tijd voornemens is afstand te doen van zijn Russische nationaliteit verandert de toepasselijkheid van het luchtruimverbod niet. Het in verband daarmee door [eisende partij] overgelegde formulier in de Russische taal is niet leesbaar en [eisende partij] heeft haar stellingen over de langdurige voorbereiding van deze procedure niet onderbouwd. In dit kort geding is ook niet duidelijk geworden wat het vervolg van deze procedure zal zijn. Gelet op deze onduidelijkheden en omdat mogelijk bezien moet worden of afstand van de Russische nationaliteit valt onder het omzeilingsverbod van artikel 12 van de Verordening 833/2014, kan bij toepassing van het luchtruimverbod niet worden vooruitgelopen op het mogelijke verlies van Russische nationaliteit.
1.11.
Het is juist dat het Vliegtuig niet aan de grond zou zijn gehouden indien [Naam 3] niet (ook) de Russische nationaliteit zou hebben gehad. Anders dan [eisende partij] heeft betoogd, is dit niet in strijd met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM. Het luchtruimverbod richt zich tegen vliegtuigen met een Russische (uiteindelijk) eigenaar. De bepaling maakt daarmee onderscheid tussen eigenaars met de Russische nationaliteit en eigenaren zonder die nationaliteit. Dit onderscheid is evenwel niet ongeoorloofd. Het verbod is bij verordening in het leven geroepen en maakt deel uit van de (aanvullende) sancties die zich richten tegen Rusland wegens – kortgezegd – de inval in en aanval van Oekraïne. Daarmee heeft het onderscheid een gerechtvaardigd doel. Aan [eisende partij] moet worden toegegeven dat de sanctie grofmazig is, omdat deze geldt voor alle personen met de Russische nationaliteit, bijvoorbeeld ook wanneer zij daarnaast een andere nationaliteit hebben, niet (langer) in Rusland wonen, hun zakelijke belangen hebben afgestoten of bezig zijn af te stoten en/of zich publiekelijk hebben gekeerd tegen de inval in Oekraïne. Deze grofmazigheid maakt het luchtruimverbod evenwel niet zonder meer discriminatoir.
1.12.
Op grond van artikel 3 lid 3 quinquies van Verordening 833/2014 kunnen de bevoegde autoriteiten een uitzondering maken op het luchtvaartverbod. Een uitzondering is mogelijk indien dit noodzakelijk is voor een humanitair doel of voor enig ander doel dat strookt met de doelstellingen van Verordening 833/2014. Tussen partijen is niet in geschil dat het onderhoud aan het Vliegtuig geen humanitair doel betreft. Het noodzakelijke onderhoud is ook niet te beschouwen als een ander doel dat strookt met de doelstellingen van Verordening 833/2014. Uit vraag 18 van de FAQ volgt dat de bevoegdheid om een uitzondering te maken terughoudend moet worden toegepast. De daar gegeven voorbeelden betreffen diplomatieke en repatriëringsvluchten en het vervoer van essentiële goederen. Er bestaat geen enkel aanknopingspunt voor de gedachte dat het belang van de eigenaar om noodzakelijk onderhoud uit te voeren strookt met de doelstellingen van Verordening 833/2014. De Staat handelt daarom niet onrechtmatig door geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid om op het luchtruimverbod een uitzondering te maken.
1.13.
[eisende partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
______________ beslissing)
Totaal € 1.973,00
1.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af;
2.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisende partij] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
2.3.
veroordeelt [eisende partij] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
2.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. W. Jansen mr. H.J. Vetter
de griffier is door absentie niet in staat het proces-verbaal
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren.
2.https://finance.ec.europa.eu/document/download/91fb35b2-0d6e-4d3a-a77a-494d43719a48_en?filename=faqs-sanctions-russia-aviation_en.pdf.