Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
op dit momentde verzochte uithuisplaatsing nodig is. De zorgen zoals hierboven omschreven zijn niet zodanig dat het noodzakelijk is in het belang van de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] om haar uit huis te plaatsen. Tijdens de zitting heeft de gecertificeerde instelling aanvullende zorgen geuit, waaronder de zorg dat [de minderjarige] regelmatig niet op tijd komt op het kinderdagverblijf, terwijl dat voor haar ontwikkeling wel belangrijk is. De kinderrechter merkt daarover op dat de gecertificeerde instelling dergelijke zorgen verder niet onderbouwd heeft (bijvoorbeeld door het overleggen van een absentieoverzicht van het kinderdagverblijf), zodat de ernst en omvang daarvan – evenals de gevolgen voor [de minderjarige] – ook niet kunnen worden vastgesteld. Tegen deze achtergrond zal de kinderrechter het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing afwijzen.
6.De beslissing
, gelegen vòòr 26 maart 2025, bij voorkeur bij mr. T.E.F. Reijnders;
om uiterlijk één weken vòòr de voornoemde zittingeen schriftelijke update aan de rechtbank en belanghebbenden toe te sturen;
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.