ECLI:NL:RBDHA:2024:14747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
SGR 23/4784
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werkneemster en de rol van de verzekeringsarts b&b

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werkneemster, die door de verzekeringsarts b&b als volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is aangemerkt. Eiseres, de voormalige werkgever van de (ex-)werkneemster, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat op basis van een rapport van de verzekeringsarts b&b heeft vastgesteld dat er nog voldoende behandelmogelijkheden zijn voor de (ex-)werkneemster, die deze behandelingen echter niet wil of aandurft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de (ex-)werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft geen aanvullende gronden ingediend na een verzoek van de rechtbank om dit te doen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de heroverweging van de verzekeringsarts b&b niet te volgen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4784

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P.H. Lammerts),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: G.A. Tellinga).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij], uit [woonplaats] (de (ex-)werkneemster).

Inleiding

In het besluit van 26 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de (ex-)werkneemster met ingang van 5 april 2022 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), waarbij is vastgesteld dat zij volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit besluit is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts van 26 augustus 2022.
In het besluit van 17 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Dit besluit is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 16 mei 2023.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft eiseres een termijn gegeven om de gronden aan te vullen. Eiseres heeft daar geen gebruik van gemaakt.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Eiseres heeft aangegeven dat zij niet op een zitting wenst te worden gehoord. Verweerder heeft toestemming gegeven voor het achterwege laten van een zitting. De (ex-)werkneemster heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Geen toestemming
1. Eiseres is de (voormalig) werkgever van de (ex-)werkneemster. De
(ex-)werkneemster heeft geen toestemming gegeven om medische informatie te delen met eiseres. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van de
(ex-)werkneemster slechts in algemene zin benoemen.
Gronden eiseres
2. Eiseres voert aan dat de door de verzekeringsarts b&b uitgevoerde duurzaamheidstoets niet van een dragende (medische) grondslag is voorzien en dat de
(ex-)werkneemster ten onrechte is gepasseerd voor een IVA-recht.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de (ex-)werkneemster geen recht heeft op een IVA-uitkering omdat zij niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Verweerder verwijst naar het rapport van de verzekeringsarts b&b van 16 mei 2023 waarin volgens verweerder voldoende deugdelijk gemotiveerd is waarom de (ex-)werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
De rechtbank constateert dat de gronden van eiseres – zoals zij zelf ook aangeeft – summier zijn. Eiseres heeft in het beroepschrift van 23 juni 2023 aangegeven dat de voorlopige/summiere gronden op korte termijn – na ontvangst en bestudering van de stukken – worden aangevuld. De stukken zijn op 12 januari 2024 aan eiseres verstuurd. Op 10 juni 2024 heeft de rechtbank eiseres verzocht om uiterlijk binnen drie weken een aanvullend beroepschrift in te dienen. Eiseres heeft daarop niet gereageerd.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat de (ex-)werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De verzekeringsarts b&b heeft informatie opgevraagd bij haar behandelaar over de behandelmogelijkheden en daaruit volgt dat er nog voldoende behandelmogelijkheden zijn, maar dat de (ex-)werkneemster die behandelingen niet wil of niet aandurft. De behandelmogelijkheden zijn reguliere en breed geaccepteerde behandelingen met mogelijk goede resultaten. Het betreffen geen invasieve of ernstig invaliderende behandelingen. Volgens de verzekeringsarts b&b is er dan ook geen sprake van een ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en zal de belastbaarheid substantieel verbeteren bij het volgen van de behandelingen. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om de heroverweging van de verzekeringsarts b&b niet te volgen.

Conclusie

5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat de
(ex-)werkneemster per 5 april 2022 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.