ECLI:NL:RBDHA:2024:14720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
09/110455-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met valse sleutels in woning

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 april 2023 te Reeuwijk, in vereniging met anderen, een woning is binnengegaan en daar goederen heeft weggenomen. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van woninginbraak. Tijdens de zitting op 3 september 2024 heeft de officier van justitie, mr. A.M.A. Ramdharie-Beckers, bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot de woning hebben verschaft door middel van een valse sleutel en dat zij goederen hebben weggenomen die aan anderen toebehoorden.

De rechtbank heeft de verdachte als first offender aangemerkt en heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn studie en werk in de zorg. De rechtbank legt de nadruk op speciale preventie en heeft besloten om een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook bepaald dat vervangende hechtenis zal worden toegepast als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/110455-23
Datum uitspraak: 17 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 3 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.A. Ramdharie-Beckers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Snelder naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een gitaar en/of huisraad, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door een sleutel te gebruiken waartoe verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 28 april 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, te weten [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een gitaar en huisraad die aan [naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door een sleutel te gebruiken waartoe verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een woning. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Ook veroorzaken woninginbraken maatschappelijke onrust en brengen zij een gevoel van onveiligheid teweeg. In dit geval waren de bewoners van de woning op vakantie. Door oplettendheid van de buren en tijdig politieoptreden zijn de verdachte en zijn mededaders met de buit aangehouden. In dit geval is dus geen sprake van materiële schade. Wel hebben de verdachte en zijn mededaders de woning overhoop gehaald.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 juli 2024. Daaruit blijkt dat hij eerder alleen twee boetes voor het achterlaten van straatafval heeft gekregen.
De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel een passende reactie op het bewezen verklaarde feit, zij het niet de zes maanden die de officier van justitie heeft gevorderd. In aanmerking genomen dat geen sprake is geweest van financiële schade, zou een gevangenisstraf van drie maanden in beginsel passend zijn. Toch zal de rechtbank die straf in dit geval niet opleggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf namelijk ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is 25 jaar. Op twee afvalboetes na is hij een
first offender. In de bijna anderhalf jaar sinds het bewezen verklaarde feit lijkt de verdachte zijn leven een wending ten goede te hebben gegeven. Hij volgt een studie sociaal werk en werkt op zzp-basis in de zorg. Een straf die meebrengt dat de verdachte gedetineerd raakt zou deze positieve ontwikkelingen teniet kunnen doen. Dat acht de rechtbank niet wenselijk, ook in het licht van het belang van de maatschappij bij het voorkomen van recidive.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een taakstraf opleggen. Daarmee legt zij de nadruk op het strafdoel van speciale preventie, omdat zij ervan overtuigd is dat continuering van scholing en werk van groot belang zijn en ook de samenleving daarmee uiteindelijk het meest is gebaat. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en ook om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
8. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van 180 (honderdtachtig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. M.M. Koers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2024.