ECLI:NL:RBDHA:2024:14709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
22/8425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energietoeslag en beoordeling van persoonlijke omstandigheden van eiseres

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om de energietoeslag voor het jaar 2022. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat het inkomen van eiseres boven de voor haar geldende grens uitkwam. Eiseres, een alleenstaande ouder, had een netto inkomen van € 1.981,63 in juli 2022, wat € 620,88 boven de inkomensgrens lag. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verweerder abusievelijk de gehuwdennorm had toegepast in plaats van de alleenstaandennorm, wat de situatie van eiseres verergerde. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de persoonlijke omstandigheden van eiseres moeilijk zijn, deze niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op de beleidsregels. Verweerder heeft de persoonlijke omstandigheden van eiseres meegewogen, maar de rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, maar verweerder moet wel het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8425

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J. van der Zwart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om de energietoeslag voor het jaar 2022. Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 8 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 december 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 24 augustus 2022 heeft eiseres de eenmalige energietoeslag 2022 aangevraagd. Bij de aanvraag heeft ze vermeld dat haar inkomen per maand € 1000,- netto is. Eiseres, die alleenstaande ouder is, woonde ten tijde van de aanvraag met haar drie kinderen in een huurhuis.
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen bij primair besluit. In bezwaar heeft eiseres aanvullende informatie over haar inkomen en haar vaste lasten aangeleverd, waaronder rekeningafschriften. Zij heeft in bezwaar gesteld dat zij al jaren moeilijk rondkomt en dat zij, ondanks haar inschrijving bij Woonnet, geen goedkopere huurwoning heeft kunnen vinden.
2.2.
Verweerder heeft de afwijzing gehandhaafd bij bestreden besluit op grond van de Beleidsregels energietoeslag Den Haag 2022 (Beleidsregels). Eiseres voldoet op basis daarvan niet aan de voorwaarden voor de energietoeslag, omdat haar inkomen boven de voor haar geldende grens uitkomt. Om in aanmerking te komen voor de energietoeslag moet sprake zijn van een laag inkomen. Een laag inkomen wil zeggen dat het inkomen gedurende de referteperiode niet meer bedraagt dan 130% van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm. In de referteperiode, de maand juli 2022, had eiseres een inkomen van € 1.981,63 netto. De grens voor eiseres is € 1.944,-. Het inkomen van eiseres overschrijdt dus de toepasselijke inkomensgrens met € 38,- om in aanmerking te komen voor de energietoeslag. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit geconstateerd dat zij moeilijk rondkomt. Verweerder heeft eiseres daarom geadviseerd contact op te nemen met de Helpdesk Geldzaken voor persoonlijk advies en eventuele vormen van inkomensondersteuning waar eiseres mogelijk recht op heeft.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Eiseres erkent dat zij een inkomen heeft boven de voor haar geldende grens, maar zij heeft als gevolg van onder meer een echtscheiding erg hoge lasten. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel in aanmerking dient te komen voor de energietoeslag vanwege haar persoonlijke omstandigheden, die zij in bezwaar uiteen gezet heeft. In 2013 is zij verhuisd naar haar huidige woning. Kort daarna kwam zij door omstandigheden financieel aan de grond te zitten. Sinds 2014 werkt zij bij haar huidige werkgever. Zij moet daar veel uren werken om haar rekeningen te kunnen betalen en komt door die hoeveelheid uren ook niet in aanmerking voor toeslagen van de belastingdienst. Eiseres zoekt een goedkopere woning, maar dat is ondanks haar jarenlange inschrijving bij Woonnet niet gelukt. Ter zitting heeft eiseres in aanvulling op haar betoog nog aangevoerd dat zij ten tijde van de aanvraag een schuld had rond de € 2.000 bij een vriend, dat haar energiekosten zijn verdubbeld in 2022 en dat zij in een oud huis woont met enkele beglazing. Zij heeft geen contact opgenomen met de Helpdesk Geldzaken van de gemeente, omdat zij dacht dat dit niets zou opleveren.
3.2.
Verweerder heeft in het verweerschrift overwogen dat eiseres een beroep op de hardheidsclausule in artikel 8 van de Beleidsregels lijkt te doen. Verweerder stelt oog te hebben voor de persoonlijke omstandigheden van eiseres, maar dat het onvermijdelijk is dat er huishoudens zijn die net buiten de regeling vallen. Uit de verstrekte informatie blijkt dat eiseres moeilijk rond komt en dat zij een fors deel van haar inkomen kwijt is aan de huur van € 1.423,76, maar dit is voor verweerder geen reden geweest om anders te beslissen. Volgens verweerder is de persoonlijke situatie van eiseres niet een zodanig bijzonder en dringend geval dat de toepassing van de beleidsregels gelet op het belang van eiseres leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder het standpunt nog nader toegelicht. Verweerder heeft de persoonlijke omstandigheden van eiseres meegewogen, maar er is weinig onderbouwing door eiseres verstrekt. Eiseres woont al sinds 2013 in een hele dure huurwoning en zij heeft, ondanks advies daartoe, geen contact opgenomen met de Helpdesk Geldzaken.
3.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verder aangegeven dat verweerder in de besluitvorming de verkeerde norm heeft toegepast voor de berekening van het recht op de energietoeslag. Verweerder is uitgegaan van de gehuwdennorm, terwijl dat de alleenstaandennorm had moeten zijn. Dat betekent dat het inkomen van eiseres niet net, maar ruim boven de voor haar geldende inkomensgrens uitkomt.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 35, vierde lid van de Participatiewet kan het college, in afwijking van het eerste lid van artikel 35, tot en met 30 juni 2023 aan een alleenstaande of een gezin bijzondere bijstand verlenen in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
4.2.
Het toekennen van de energietoeslag is een bevoegdheid van verweerder. Verweerder heeft voor de invulling van die bevoegdheid beleid gemaakt.
4.3.
In artikel 4, eerste lid, van de Beleidsregels is bepaald dat de energietoeslag uitsluitend wordt verstrekt aan huishoudens met een laag inkomen en dat de energietoeslag ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand wordt verleend. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat een huishouden een laag inkomen heeft als het in aanmerking te nemen inkomen gedurende de referteperiode niet meer is dan 130% van de bijstandsnorm geldende op het moment van berekenen.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit terecht het standpunt heeft ingenomen dat het inkomen van eiseres hoger is dan de voor haar geldende grens om in aanmerking te komen voor de energietoeslag. Dit is door eiseres ook erkend. Verweerder was dan ook bevoegd om de aanvraag af te wijzen.
4.5.
Ter zitting is gebleken dat verweerder abusievelijk heeft gerekend met de gehuwdennorm in plaats van de alleenstaandennorm. Dat betekent dat de voor eiseres geldende inkomensgrens om in aanmerking te komen voor de energietoeslag op € 1.360,75 lag (130% van € 1.046,73) in plaats van € 1.944,-- (130% van € 1.495,33). Het inkomen van eiseres was in juli 2022 € 1.981,63. Haar inkomen kwam daarom niet € 38,--, maar € 620,88 boven de inkomensgrens uit.
4.6.
In artikel 8 van de Beleidsregels is bepaald dat het college in bijzondere en dringende gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregels buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van de belanghebbende, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
4.7.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder op grond van haar persoonlijke omstandigheden en het feit dat haar inkomen maar net boven de grens ligt, een uitzondering had moeten maken. Dit moet naar het oordeel van de rechtbank worden opgevat als beroep op de hardheidsclausule. Dat betekent dat verweerder deugdelijk moet motiveren of de door eiseres aangevoerde omstandigheden zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden die na een belangenafweging kunnen leiden tot het alsnog verstrekken van de energietoeslag.
4.8.
Hoewel verweerder in het bestreden besluit heeft gerefereerd aan de persoonlijke omstandigheden van eiseres, heeft verweerder daarin niet gemotiveerd of hij die omstandigheden heeft meegewogen bij zijn beslissing en waarom hij de hardheidsclausule niet heeft toegepast. Dat levert een motiveringsgebrek op. Het bestreden besluit is daardoor is strijd met artikel 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek te passeren met artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Daarvoor is het volgende van belang.
4.9.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres wel zijn meegewogen door verweerder. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder zijn afweging en de overweging om de hardheidsclausule niet toe te passen alsnog gemotiveerd. Een belangrijk element in die afweging is dat eiseres al sinds 2013 een hoge huur heeft, en dat de hoge woonlasten daardoor al ruim acht jaar bijdragen aan de financiële problemen die eiseres ervaart. Verweerder heeft in de besluitvorming bovendien twee maal geadviseerd om contact op te nemen met de Helpdesk Geldzaken voor persoonlijk advies en om te bezien of er vormen van inkomensondersteuning zijn waar eiseres wel recht op heeft. Eiseres is niet op de adviezen van verweerder ingegaan. De eerst ter zitting aangevoerde omstandigheden zijn door eiseres niet met gegevens onderbouwd. Tot slot blijkt, bij toepassing van de juiste norm, dat het inkomen van eiseres ruim boven de inkomensgrens voor de energietoeslag uit komt. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de lastige financiële situatie waarin eiseres zich bevindt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met zijn toelichting voldoende gemotiveerd dat afwijzing van de aanvraag niet leidde tot onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 8 van de Beleidsregels. Toepassing van het beleid leidt in het geval van eiseres niet tot een onevenwichtige uitkomst. Verweerder heeft de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank dan ook op goede gronden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat de afwijzing in stand blijft.
6. Er zijn geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Gelet op het motiveringsgebrek in het bestreden besluit ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.