ECLI:NL:RBDHA:2024:14688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/09/671411 / KG ZA 24-770
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardeloosverklaring hypothecaire inschrijving in kort geding met betrekking tot faillissement en finale kwijting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de ontbonden besloten vennootschap BLP B.V. [eiser] vorderde de hypothecaire inschrijving ten behoeve van BLP op zijn woning waardeloos te verklaren. De achtergrond van de zaak betreft een hypothecaire inschrijving die in 1999 was verstrekt door [eiser] aan BLP ter zekerheid van een rekening-courant overeenkomst. BLP was in 2007 failliet verklaard en is in 2013 opgehouden te bestaan. [eiser] stelde dat de hypothecaire lening al voor het faillissement volledig was afgelost en dat er geen vordering meer bestond van BLP op hem. De curator had in een vaststellingsovereenkomst finale kwijting verleend aan [eiser] en er waren geen baten meer aanwezig in het faillissement van BLP.

Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat [eiser] een spoedeisend belang had bij de waardeloosverklaring, aangezien hij zijn woning op 2 september 2024 moest leveren aan de kopers. De voorzieningenrechter oordeelde dat de hypothecaire inschrijving ten behoeve van BLP waardeloos verklaard moest worden, omdat BLP niet meer bestond en er geen vordering meer op [eiser] was. De voorzieningenrechter verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering jegens BLP, maar verleende wel de gevraagde waardeloosverklaring van de hypothecaire inschrijving. Dit vonnis gaat in kracht van gewijsde, omdat [eiser] heeft verklaard af te zien van het recht op hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/671411/ KG ZA 24-770
Vonnis in kort geding van 27 augustus 2024
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. van Rijswijk te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:
de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLP B.V.laatstelijk gevestigd te Alphen aan den Rijn,
gedaagde,
niet verschenen.
In de dagvaarding staat als voornaam van eiser “ [naam 1] ” in plaats van “ [naam 2] ”. Dit is een evidente vergissing: zoals door eiser ter zitting is bevestigd, is zijn voornaam [naam 2] – [naam 1] is zijn roepnaam. De voorzieningenrechter hanteert in dit vonnis de voornaam [naam 2] .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘BLP’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met 14 producties.
1.2.
Op 27 augustus 2024 is tijdens de mondelinge behandeling door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 9 september 2024.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is eigenaar van de woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
[eiser] was middellijk statutair bestuurder van BLP (BLP heette voorheen [eiser] Beheer B.V.). Bij akte van 10 maart 1999 heeft [eiser] aan BLP voor een bedrag van € 317.142,= een recht van hypotheek verstrekt op de woning ter zekerheid tot terugbetaling ter zake van een rekening-courant overeenkomst. Het recht van hypotheek is op 11 maart 1999 ingeschreven in het kadaster.
2.3.
BLP is bij vonnis van deze rechtbank van 4 juni 2007 failliet verklaard. Het faillissement is vereenvoudigd afgewikkeld. Op 6 december 2013 is in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat BLP is opgehouden te bestaan omdat er met ingang van 28 november 2013 geen bekende baten meer aanwezig zijn.
2.4.
Twee dochterondernemingen van BLP (RLP B.V. en OBB B.V.) zijn failliet verklaard op respectievelijk 13 juni 2007 en 20 juni 2007.
2.5.
[eiser] is bij vonnis van deze rechtbank van 1 augustus 2007 failliet verklaard. Het faillissement is op 26 april 2013 opgeheven wegens gebrek aan baten.
2.6.
In alle voormelde faillissementen is [curator] aangesteld als curator (hierna: de curator).
2.7.
Op 23 oktober 2012 is een vaststellingsovereenkomst ondertekend door de curator, [eiser] en een derde partij. In deze vaststellingsovereenkomst staat, voor zover nu relevant, het volgende:
“7.Finale kwijting [eiser] en curator pro se en q.q.
7.1.
De curator verleent finale kwijting aan [eiser] ter zake van aansprakelijkheid van [eiser] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid of anderszins ten opzichte van BLP B.V., RLP B.V. en OBB B.V. zodra de sub 1 bedoelde uitkeringen door de curator zijn ontvangen en het faillissement van [eiser] is beëindigd.
(…)”
2.8.
In het faillissementsverslag van [eiser] in privé van 28 februari 2013 staat het volgende:
II. ACTIVA EN PASSIVA
ACTIVA
I. Registergoederen
(…)
(…) In de verslagperiode zijn de hypothecaire inschrijvingen ten behoeve van (…) en [eiser] Beheer B.V. geroyeerd.
VI. WIJZE VAN AFWIKKELING
Zoals hiervoor vermeld, is eind oktober 2012 (met machtiging van de rechter-commissaris) een vaststellingsovereenkomst tussen de curator van [eiser] , BLP, RLP en OBB gesloten die met zich meebrengt dat na financiële afwikkeling van de in die vaststellingsovereenkomst neergelegde afspraken de faillissementen van [eiser] , BLP, RLP en OBB zullen worden beëindigd. De financiële afwikkeling van deze afspraken, neergelegd in deze vaststellingsovereenkomst, heeft inmiddels plaatsgevonden.
Het faillissement van [eiser] zal in verband daarmee worden voorgedragen voor opheffing ex artikel 16 Fw, nadat de faillissementskosten zijn vastgesteld.”
In dit faillissementsverslag wordt niet verwezen naar een rekening-courant vordering van BLP op [eiser] .
2.9.
In het faillissementsverslag van BLP van 1 juli 2013 staat het volgende:
7.5. Onbehoorlijk bestuur
(…)
Eind oktober 2012 is tussen de curator, [eiser] en [bedrijf] B.V. een vaststellingsovereenkomst gesloten (…).
[eiser] en [bedrijf] B.V. zijn hun verplichtingen uit deze vaststellingsovereenkomst nagekomen. (…)
(…)
8.7
Verwachte wijze van afwikkeling
De curator zal de vereenvoudigde afwikkeling ex artikel 137a Fw in gang zetten.

9.Overig

9.1
Termijn afwikkeling faillissement
De vereenvoudigde afwikkeling ex artikel 137a is in gang gezet.
9.2.
Plan van aanpak
Zie sub 9.1.
9.3.
Indiening volgend verslag
Er zal geen volgend verslag meer worden ingediend.”
Ook in dit faillissementsverslag wordt niet verwezen naar een rekening-courant vordering van BLP op [eiser] .
2.10.
[eiser] heeft de woning op 12 februari 2024 verkocht en hij is met de kopers overeengekomen dat de akte van levering op 2 september 2024 zal worden gepasseerd. Als [eiser] de uit de koopovereenkomst voortkomende verplichtingen niet nakomt, kan hij een contractuele boete van € 280.000,= verschuldigd worden.
2.11.
Op 5 augustus 2024 vernam [eiser] van de notaris die betrokken is bij de levering van de woning dat het onder 2.2 genoemde recht van hypotheek op de woning ten gunste van BLP nog in het kadaster is ingeschreven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – de hypothecaire inschrijving ten behoeve van BLP op de woning waardeloos te verklaren in de zin van artikel 3:29 van het Burgerlijk Wetboek (BW), te verstaan dat er geen rechtsmiddel tegen het te wijzen vonnis open staat en dat het vonnis per datum uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. De hypothecaire geldlening was al voor het faillissement van [eiser] en BLP volledig afgelost. De curator was hiervan op de hoogte en heeft ook geen aanspraak op dit bedrag gemaakt. Als er nog een vordering zou bestaan, zou de curator daar in de vaststellingovereenkomst of in andere documenten naar verwezen hebben. In de vaststellingsovereenkomst is juist expliciet bevestigd / overeengekomen dat BLP geen enkele vordering meer heeft op [eiser] en uit de faillissementsverslagen blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden uit de vaststellingsovereenkomst. Uit de omstandigheid dat de curator heeft ingestemd met beëindiging van het faillissement volgt dat ook volgens de curator geen baten meer aanwezig zijn. Al met al staat volgens [eiser] vast dat er geen vordering meer is van BLP op [eiser] en dat er geen sprake meer kan zijn van een recht van hypotheek ten gunste van BLP. Het hypotheekrecht ten gunste van BLP is echter ten onrechte niet doorgehaald. Omdat BLP is opgehouden te bestaan kan zij nu geen verklaring van waardeloosheid van het hypotheekrecht meer verstrekken. [eiser] heeft echter wel spoedeisend belang bij die waardeloos verklaring, gelet op zijn contractuele verplichting tot eigendomsoverdracht op 2 september 2024, aldus nog steeds [eiser] .

4.De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering is gegeven. Zolang het hypotheekrecht van BLP nog niet is doorgehaald, zal hij niet aan zijn verplichting op grond van de koopovereenkomst om de woning op 2 september 2024 aan de kopers te leveren kunnen voldoen en loopt hij het risico dat hij een aanzienlijke boete verbeurt.
Juridisch kader
4.2.
Op grond van artikel 3:274, lid 1 BW is de schuldeiser, wanneer een hypotheek is tenietgegaan, verplicht om aan de rechthebbende op het bezwaarde goed, bij authentieke akte, een verklaring af te geven dat de hypotheek is vervallen. In lid 3 van dit artikel is bepaald dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing is. Artikel 3:29, lid 1 BW bepaalt dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven de rechtbank de inschrijving waardeloos verklaart op vordering van de onmiddellijk belanghebbende.
Is de hypotheek teniet gegaan?
4.3.
[eiser] stelt terecht dat uit de faillissementsstukken op geen enkele wijze blijkt dat de vordering waarvoor de hypotheek werd verstrekt op het moment van faillissement nog bestond, zodat aangenomen kan worden dat die vordering op dat moment al afbetaald was door [eiser] . Bovendien heeft de curator in de vaststellingsovereenkomst van 23 oktober 2023 onder voorwaarden finale kwijting verleend aan [eiser] ten opzichte van onder andere BLP. Uit de faillissementsverslagen blijkt dat aan die voorwaarden is voldaan. Immers in het verslag in het faillissement van [eiser] van 28 februari 2013 staat dat de financiële afwikkeling van de afspraken in de vaststellingsovereenkomst heeft plaatsgevonden en in het verslag in het faillissement van BLP van 1 juli 2013 staat dat [eiser] zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst is nagekomen. Verder is in dit verband relevant dat uit het verslag in het faillissement van [eiser] van 28 februari 2013 nog blijkt dat de curator er ook vanuit ging dat het recht van hypotheek al was doorgehaald, nu daarin met zoveel woorden staat genoemd dat de hypothecaire inschrijving ten behoeve van [eiser] Beheer (BLP) is geroyeerd.
4.4.
Uit al hetgeen onder 4.3 is overwogen blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam dat BLP niets meer van [eiser] te vorderen heeft en dat er dus ook geen sprake meer kan zijn van een recht van hypotheek. Dat BLP niets meer van [eiser] te vorderen heeft kan ook worden afgeleid uit de registratie in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel dat er geen bekende baten meer zijn en dat BLP daarom is opgehouden te bestaan (hetgeen dus een bestendige situatie is sinds 28 november 2013), alsmede uit de door [eiser] overgelegde brief van de curator van 2 mei 2018 waarin hij bevestigt dat de faillissementen van [eiser] en BLP zijn geëindigd.
Vordering tot waardeloos verklaring hypotheekrecht
4.5.
Gelet op hetgeen onder 4.3 en 4.4 is overwogen is er voldoende reden voor waardeloosverklaring van de hypotheek. Zoals uit hetgeen onder 4.1 is overwogen blijkt, heeft [eiser] daar ook een spoedeisend belang bij en kan van hem niet gevergd worden dat hij een bodemprocedure afwacht. Nu BLP is opgehouden te bestaan, is het echter niet mogelijk dat zij (overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:274 lid 1 BW) een verklaring afgeeft dat de hypotheek is komen te vervallen.
4.6.
Hoewel BLP is opgehouden te bestaan, heeft [eiser] haar wel gedagvaard in dit kort geding. Hij heeft daartoe een dagvaarding laten betekenen aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank Den Haag en hij heeft een uittreksel van het betekeningsexploot bekend laten maken in de Staatscourant. Een niet meer bestaande rechtspersoon kan echter geen partij meer zijn in een procedure en kan niet worden gedagvaard. [eiser] zal daarom in zijn vordering jegens BLP niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.7.
[eiser] heeft echter wel een zelfstandig belang om de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos te laten verklaren zoals bedoeld in artikel 3:29 lid 1 BW. Gelet op de omstandigheden van dit geval, waarin:
  • duidelijk is dat het hypotheekrecht van BLP teniet is gegaan;
  • BLP is opgehouden te bestaan en daarom niet meer de verklaring als bedoeld in artikel 3:274, lid 1 BW kan afgeven; en
  • [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de waardeloos verklaring, waardoor van hem niet gevergd kan worden een bodemprocedure af te wachten (zoals een procedure tot heropening van de vereffening);
zal de voorzieningenrechter de hypothecaire inschrijving waardeloos verklaren.
Kracht van gewijsde
4.8.
Op grond van artikel 3:29 lid 4 BW kan de verklaring van waardeloosheid die dit vonnis bevat, niet eerder worden ingeschreven dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Dit vonnis gaat pas in kracht van gewijsde als er geen rechtsmiddel meer open staat. De hoger beroepstermijn voor dit vonnis bedraagt vier weken. [eiser] zal tegen die tijd hoogstwaarschijnlijk de contractuele boete verbeurd hebben en deze procedure zal in dat geval zinloos zijn geweest. Een manier om dit vonnis onmiddellijk in kracht van gewijsde te laten gaan, is dat [eiser] afziet van het recht op hoger beroep en berust in dit vonnis (artikel 334 Rv). [eiser] heeft in de dagvaarding verklaard van het recht op hoger beroep af te zien en heeft dat ter zitting bevestigd. Dat betekent dat er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het per heden in kracht van gewijsde gaat.
Proceskosten
4.9.
Aangezien BLP niet meer bestaat, moet [eiser] , ondanks de uitkomst in deze zaak, zijn eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering jegens BLP;
- verklaart de hypothecaire inschrijving ten behoeve van (de rechtsvoorgangster van) BLP op het woonhuis gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] , kadastraal bekend bij de gemeente [plaats] , sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] , waardeloos in de zin van artikel 3:29 van het Burgerlijk Wetboek;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat [eiser] zijn eigen proceskosten draagt;
- verstaat dat er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het per vandaag in kracht van gewijsde gaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.
idt