ECLI:NL:RBDHA:2024:14674
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Spanje
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Guinese nationaliteit houder, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het besluit van 23 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet teruggezonden wil worden naar Spanje vanwege de vrees voor onmenselijke behandeling en het risico op indirect refoulement. De rechtbank overweegt dat de minister er in zijn algemeenheid vanuit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op Spanje. Eiser kan niet onderbouwen dat hij als Dublinclaimant geen recht heeft op opvang in Spanje. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser voor de behandeling van zijn asielverzoek van onevenredige hardheid getuigt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.