ECLI:NL:RBDHA:2024:14667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
09/165284-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een groot contant geldbedrag tijdens verkeerscontrole

Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 mei 2024 tijdens een verkeerscontrole in 's-Gravenhage een contant geldbedrag van € 370.250,- in zijn auto had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om een concrete en verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van het geld, waardoor het vermoeden ontstond dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De verdachte, geboren in Turkije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd. Tijdens de zitting op 2 september 2024 heeft de verdachte verklaard dat het geld afkomstig was uit legale werkzaamheden in Turkije, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzetwitwassen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zag geen aanleiding om een lichtere straf op te leggen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/165284-24
Datum uitspraak: 16 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] (Turkije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 2 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.D. Polat naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2024, te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
(van) een contant geldbedrag (ter hoogte van in totaal 370.250 euro), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2024, te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
een contant geldbedrag (ter hoogte van in totaal 370.250 euro), althans een of meer voorwerpen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het als primair ten laste gelegde opzetwitwassen bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte vanwege zijn politieke problemen in Turkije niet in staat is geweest om stukken aan te leveren die zijn verklaring kunnen onderbouwen dat het geldbedrag afkomstig is uit inkomsten, die in Turkije zijn verkregen met werkzaamheden in de bouw. In deze situatie zou van de verdachte daarom niet een nadere schriftelijke onderbouwing mogen worden verlangd.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024154542, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 114).
1. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 11):
Wij, verbalisanten, waren op 16 mei 2024 belast met een integrale verkeerscontrole op de Laan van Ypenburg in Den Haag, waar een Audi naar de controlelocatie werd geleid. Tijdens deze controle opende ik, verbalisant [verbalisant], de deur van de auto en zag achter de bestuurdersstoel een Albert Heijn tas. Ik heb de tas geopend en zag een grote hoeveelheid bundels met elastiekjes om verschillende biljetten. Hieruit konden wij opmaken dat het vermoedelijk een grote hoeveelheid geld betrof. Wij hebben de Albert Heijn tas met het geld overgedragen aan de ter plaatse aanwezige politiemedewerkers.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 17-18):
Op 17 mei 2024 bevonden wij, verbalisanten, ons in het politiebureau Zuiderpark te
's-Gravenhage, alwaar een tas van de Albert Heijn was gebracht met hierin een contant geldbedrag. Wij hebben dit geldbedrag geteld door de coupures per stapel te tellen en hebben het totale geldbedrag, € 370.250,- in sealbags gedaan. Het betroffen 37 stapels met hierin 5920 biljetten.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 2 september 2024, voor zover inhoudende:
Op 16 mei 2024 heb ik in Den Haag een contant geldbedrag van € 370.250,- voorhanden gehad.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen, zoals aan de verdachte ten laste is gelegd, is vereist dat voldoende komt vast te staan dat het betreffende voorwerp – in dit geval het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag – afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als zo'n verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in deze zaak van dien aard zijn dat hiermee een gerechtvaardigd vermoeden is dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Er is immers een zeer groot contant geldbedrag, te weten € 370.250,-, aangetroffen in de auto die door de verdachte werd bestuurd. Het fysiek vervoeren van grote geldbedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. Het geldbedrag bestond uit in totaal 5920 bankbiljetten, waaronder biljetten van € 200,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke coupures in het normale betalingsverkeer zelden worden gebruikt. Van de verdachte mag dus worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vanuit Frankrijk via Duitsland met een vriend naar Nederland is gereisd om het geld waarmee hij in Den Haag is aangehouden op te halen. Op de vraag van de politie van wie het geld is, heeft de verdachte geantwoord dat het zijn geld is. Op vragen van de politie wie het geld in Den Haag aan hem heeft overhandigd en hoe hij aan het geld is gekomen, heeft de verdachte een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij het geld in Turkije heeft verdiend en dat het geld in Istanbul bij een wisselkantoor is afgegeven door zijn familieleden. Op vragen van de rechter-commissaris bij welk wisselkantoor het geld is afgegeven en waar in Den Haag hij het geld heeft opgehaald, heeft de verdachte een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
Op de terechtzitting heeft de verdachte onder meer verklaard dat:
  • hij het geld met het verrichten van bouwwerkzaamheden in Turkije heeft verdiend, maar daarvan geen schriftelijke bewijzen heeft;
  • hij al drie jaar in Parijs woont en sindsdien vanwege zijn politieke problemen niet meer terug is geweest in Turkije;
  • het geld ook afkomstig is uit de verhuur van twee bouwmachines die nog steeds in Turkije in bedrijf zijn;
  • hij sinds dat hij in Nederland in detentie verblijft, de inkomsten factureert die uit de verhuur van de bouwmachines worden verkregen;
  • de bouwmachines door twee grote bouwbedrijven worden gehuurd;
  • zijn familie hem heeft verteld bij wie hij het geld in Den Haag moest ophalen;
  • het geld ook van zijn familie is.
Op verdere vragen hierover van de rechtbank en de officier van justitie heeft de verdachte telkens een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
Geld is afkomstig uit enig misdrijf
De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte dat het geld door legale inkomsten in Turkije is verkregen, volstrekt ongeloofwaardig. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld met het verrichten van bouwwerkzaamheden in Turkije heeft verdiend, terwijl hij naar eigen zeggen al drie jaar niet meer in Turkije is geweest. Toen hij nog in Turkije woonde, zette hij het geld dat hij verdiende niet op een bankrekening. Dat zou gezien zijn politieke problemen in Turkije te riskant zijn, omdat andere personen daardoor direct met hem in verband konden worden gebracht. De verdachte heeft voorts verklaard dat het geld voor een deel is verdiend met de verhuur van twee bouwmachines aan twee grote bouwbedrijven in Turkije. Namen van deze bouwbedrijven kan of wil de verdachte niet noemen en evenmin heeft hij willen verklaren sinds wanneer van die inkomsten sprake is. Tegelijkertijd heeft de verdachte verklaard dat het geld ook van zijn familie is en dat zijn vader erg boos op hem is, omdat het geld door zijn toedoen is kwijtgeraakt.
Gelet op het bovenstaande en gelet op het ontbreken van een overige, concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het geldbedrag van € 370.250,- uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 16 mei 2024 te 's-Gravenhage een contant geldbedrag ter hoogte van 370.250 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een gevangenisstraf van 6 maanden bepleit.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het de gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een zeer grote hoeveelheid geld, namelijk een contant geldbedrag van in totaal € 370.250,-. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Witwassen faciliteert andere strafbare feiten en is daarom een ernstig strafbaar feit.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte in Nederland en Frankrijk een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waaruit volgt dat bij fraude (zoals witwassen) met een benadelingsbedrag tussen
€ 250.000,- en € 500.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden, uitgangspunt is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank ziet in de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Ook ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het in beslag genomen voorwerp

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag gevorderd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp verbeurd verklaren.
Dit voorwerp, zijnde een geldbedrag van € 370.250,-, is voor verbeurdverklaring vatbaar, omdat het aan de verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. is bewezen verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
witwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
-
370250 EURIBN: 16-05-2024
(omschrijving: PL1500-2024154542-3143309).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. Y.H.M. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2024.
Mr. De Groot is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.