ECLI:NL:RBDHA:2024:14650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
NL23.15792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met biseksuele geaardheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 13 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 2 mei 2023 is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de minister aanwezig waren. Eiser stelt dat hij biseksueel is en dat hij in Nigeria problemen heeft ondervonden vanwege zijn geaardheid. Hij heeft verklaard dat hij in het verleden is betrapt op seksuele handelingen met mannen en dat hij hierdoor ernstige bedreigingen heeft ervaren, waaronder gevangenisstraf of de doodstraf. De minister heeft echter de verklaringen van eiser over zijn identiteit en biseksualiteit ongeloofwaardig geacht, wat leidde tot de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat de minister niet onterecht heeft geoordeeld en dat er geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn. Hij heeft op 13 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 mei 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij biseksueel is. Hij is hierachter gekomen doordat hij op jonge leeftijd seksuele handelingen heeft verricht bij een priester. Eiser heeft verklaard dat hij in Nigeria twee keer is betrapt tijdens het hebben van seksuele gemeenschap met iemand van hetzelfde geslacht. De eerste keer dat hij werd betrapt was in 2012. Eiser werd voor de koning van zijn woonplaats gebracht, waarna hij de optie kreeg om 14 jaar de gevangenis in te gaan of vermoord te worden. Eiser is er uiteindelijk met een waarschuwing vanaf gekomen en is vervolgens vertrokken naar Benin City. De tweede keer dat hij werd betrapt heeft hij weten de ontsnappen met behulp van een bende. Daarna heeft hij zijn land van herkomst op 20 november 2014 verlaten.
Het bestreden besluit
5. De minister stelt zich op het standpunt dat eisers verklaringen over zijn nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De verklaringen van eiser over zijn identiteit acht de minister ongeloofwaardig. Dit geldt ook voor de verklaringen over zijn biseksuele geaardheid en de problemen die hij hierdoor heeft ondervonden. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Heeft de minister de samenwerkingsverplichting geschonden?
6. Eiser betoogt dat tijdens zijn nader gehoor de grenzen van de redelijkheid zijn overschreden. Eiser heeft tijdens het gehoor meerdere keren aangegeven dat hij moe was vanwege de lange duur van het gehoor en dat hij niet meer verder kon praten. Ook had hij hoofdpijn en had hij de hele dag al niets gegeten. Hij had het gevoel dat hij zich keer op keer aan het herhalen was. Dit heeft hij ook meerdere keren aangegeven. Desondanks is toch doorgegaan met het horen van eiser. Door de wijze waarop het nader gehoor heeft plaatsgevonden, heeft de minister onredelijk gehandeld jegens eiser en is meer van hem gevraagd dan in redelijkheid van hem gevraagd kon worden. Dit is in strijd met de samenwerkingsverplichting. [2] Nu eiser zich zeer onder druk gezet voelde en helemaal overstuur was, is het niet aan hem toe te rekenen dat hij op 7 en 8 juni 2022 niet langer wilde meewerken aan de voorzetting van het gehoor. Hierbij is ook van belang dat eiser zeer gestrest was, omdat zijn adoptiezoon ziek was en eiser hem vanwege het feit dat hij op dat moment in vreemdelingenbewaring zat, niet kon bereiken. Het had daarom in de rede gelegen om het gehoor na een week of twee voort te zetten.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat geen sprake is geweest van schending van de samenwerkingsverplichting. Hierbij is van belang dat de gehoormedewerker tijdens het nader gehoor meerdere keren pauzes heeft ingelast en ook meerder keren heeft gevraagd of eiser behoefte had aan pauze. Dat eiser gestrest was over de gezondheidssituatie van zijn zoon is voorstelbaar, maar uit het nader gehoor blijkt niet dat hij hierdoor niet in staat was om verklaringen af te leggen. Eiser heeft weliswaar aan het begin van het nader gehoor op 3 juni 2022 aangegeven zich zorgen te maken over zijn zoon, maar heeft vervolgens op 3 en 6 juni 2022 een veelvoud aan verklaringen afgelegd. Het rapport nader gehoor beslaat 27 pagina’s.
Verder stelt de minister zich terecht op het standpunt dat er genoeg tijd tussen de momenten van het nader gehoor heeft gezeten. Het nader gehoor is begonnen op 3 juni 2022, waarna het gehoor vervolgd is op 6 juni 2022. Het gehoor is die dag gestopt kort nadat eiser aangaf dat hij niet meer verder wilde. [3] Vervolgens is eiser uitgenodigd om het gehoor op 7 juni 2022 voort te zetten, maar hier heeft hij geen gehoor aan gegeven. Op 8 juni 2022 is eiser wel verschenen maar heeft hij geweigerd het gehoor voort te zetten. Hierdoor is eiser niet bevraagd over een deel van zijn asielrelaas. De rechtbank is van oordeel dat dit voor rekening en risico van eiser komt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser niet heeft meegewerkt aan een Medifirst onderzoek van 5 juni 2022, waardoor niet beoordeeld kon worden met welke lichamelijke of psychische klachten rekening gehouden diende te worden tijdens het nader gehoor. Overigens heeft de gemachtigde van eiser op zitting ook aangegeven dat de medische toestand geen rol heeft gespeeld bij de omstandigheden waaronder het gehoor heeft plaatsgevonden.
Heeft de minister de verklaringen van eiser over zijn biseksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
7. Eiser betoogt dat de minister zijn verklaringen over zijn biseksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser bestrijdt dat hij zich tijdens het nader gehoor onwillig heeft opgesteld en verwijst daarvoor naar wat hij hierover naar voren heeft gebracht in de zienswijze. Daarnaast is in de beschikking ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet heeft gereageerd op de vraag waarom hij de naam van de priester niet kon noemen. Tijdens het nader gehoor is deze vraag namelijk in het geheel niet gesteld.
Verder is hem ook ten onrechte tegengeworpen dat hij geen informatie heeft gegeven over de wijze waarop hij zijn vriend heeft ontmoet en geen enkele andere informatie heeft gegeven over de relatie. Eiser heeft in het nader gehoor [4] en de zienswijze [5] wel degelijk dergelijke informatie gegeven. Hier komt nog bij dat de minister ten aanzien van eisers vriend wel geloofwaardig heeft geacht dat hij homoseksueel is. [6]
Ook heeft eiser verklaard dat hij naar een organisatie is gegaan om meer informatie te krijgen over hoe hij als biseksueel persoon bescherming kon krijgen in Nederland, zodat het standpunt van de minister dat eiser geen inzicht heeft verschaft in wat zijn onderzoek naar de lhbti-gemeenschap in Nederland hem heeft gebracht niet klopt.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank merkt allereerst op dat eiser in de gronden van beroep op verschillende punten, waaronder de gestelde onwilligheid om te verklaren en de manier waarop hij zijn vriend heeft ontmoet, verwijst naar wat hij hierover in de zienswijze naar voren heeft gebracht. In het bestreden besluit is de minister echter gemotiveerd op deze punten ingegaan. Eiser heeft in beroep niet aangegeven waarom de motivering in het besluit tekort schiet zodat het betoog van eiser reeds hierom niet slaagt. De gemachtigde van eiser heeft er op de zitting nog op gewezen dat eiser wel degelijk iets gezegd heeft over het karakter van zijn vriend. Eiser heeft immers verklaard dat zijn vriend ‘een vrolijke vent’ is en dat hij ‘niet van problemen houdt’. [7] Dit leidt volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel. De minister heeft hierover op de zitting terecht opgemerkt dat deze verklaringen niet wegnemen dat eiser, zoals hem in de besluitvorming is tegengeworpen, vooral heeft verklaard over de seksuele handelingen die hij met zijn vriend heeft verricht en dat eiser summier heeft verklaard over hoe zij elkaar ontmoet hebben. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat tijdens het nader gehoor niet is gevraagd naar de naam van de priester. Eiser is immers gevraagd hoe de priester heette. [8]
De rechtbank is het tot slot met eiser eens dat hij wél heeft verklaard over de lhbti-bijeenkomsten en wat dit hem heeft gebracht. Eiser heeft immers verklaard dat hij hierdoor weet dat hij bescherming geniet. Dit maakt echter niet dat eisers asielrelaas geloofwaardig moet worden geacht. Zoals de minister op de zitting heeft toegelicht gaat het namelijk niet om een dragende overweging, maar is het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling erin gelegen dat eiser summier en vaag heeft verklaard over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens omtrent zijn biseksuele geaardheid. Dat het niet gaat om een dragende overweging blijkt ook uit het voornemen waarin is opgenomen dat het beperkte onderzoek van eiser naar de situatie van de lhbti-gemeenschap in Nederland de geloofwaardigheid van zijn seksualiteit niet dusdanig ondermijnt. [9] De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM?
8. Eiser betoogt dat Nigeria een van de meest homofobe wetgevingen van Afrika heeft. Ter onderbouwing heeft eiser een rapport van Euopean Asylum Support Office overgelegd. [10] . Eiser heeft ook uitgebreid verklaard over de omstandigheid dat hij in Nigeria door de autoriteiten gezocht wordt vanwege het hebben van seksuele gemeenschap met een jongen en dat de autoriteiten in Nigeria hem willen bestraffen door oplegging van 14 jaar gevangenisstraf of de doodstraf. [11] Hieruit blijkt dat eisers leven bij terugkeer naar Nigeria gevaar zal lopen, dan wel dat hij onmenselijk en/of vernederend zal worden behandeld door de Nigeriaanse autoriteiten.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals onder 7.1 is overwogen, heeft de minister het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Ook de gestelde problemen als gevolg van de seksuele geaardheid heeft de minister ongeloofwaardig geacht. De enkele verwijzing naar algemene informatie over de veiligheidssituatie in Nigeria maakt niet dat niet langer van dit geloofwaardigheidsoordeel kan worden uitgegaan. Dit zegt immers niets over de situatie van eiser. Voor het overige betreft het een herhaling van de verklaringen die eiser reeds heeft aangehaald in de zienswijze. Hierop is al gemotiveerd ingegaan in het bestreden besluit. Hierdoor is de vrees voor vervolging of ernstige schade in redelijkheid niet aannemelijk geworden. De minister heeft daarom terecht overwogen dat eiser bij terugkeer naar Nigeria geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat een aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn.
3.Zie p. 25 van het rapport nader gehoor.
4.Zie pagina 15 van het nader gehoor.
5.Zie alinea 3 van de zienswijze.
6.Dit blijkt uit de door eiser overgelegde beschikking d.d. 26 mei 2023.
7.Zie pagina 16 van het rapport nader gehoor.
8.Zie pagina 9 van het nader gehoor.
9.Zie het voornemen, p. 6.
10.European Asylum Support Office: EASO COI Meeting Report: Nigeria; Practical Cooperation Meeting, 12-13 June 2017 Rome, 22 augustus 2017.
11.Zie het nader gehoor, p. 4 en 5.