ECLI:NL:RBDHA:2024:14644
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.A. Jeuring, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. K. Kanters, had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 augustus 2024 behandeld, samen met een andere zaak (NL24.29661). Tijdens de zitting was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig, M. Koyuncu.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.