ECLI:NL:RBDHA:2024:14619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL24.29965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag van een statushouder met internationale bescherming in Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 29 juli 2024 de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser sinds 8 februari 2023 internationale bescherming geniet in Bulgarije. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde mr. L. Sinoo, de gemachtigde van de minister mr. T. Tichelaar en een tolk, A.E. Abdelrahman, aanwezig waren.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, die voornamelijk betrekking hadden op de situatie van zijn vrouw en kinderen. Eiser stelde dat de minister ten onrechte niet inhoudelijk inging op een notitie van VluchtelingenWerk Nederland en dat de kwetsbaarheid van eenoudergezinnen in Bulgarije niet werd onderkend. De rechtbank concludeert echter dat de beroepsgronden van eiser geen doel treffen, omdat er geen omstandigheden zijn aangevoerd die erop wijzen dat eiser zelf in Bulgarije een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de niet-ontvankelijk verklaring van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.29965
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. T. Tichelaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet- ontvankelijk verklaren van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming heeft sinds 8 februari 2023.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A.E. Abdelrahman als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet-ontvankelijk verklaren van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte niet inhoudelijk is ingegaan op de notitie van VluchtelingenWerk Nederland, waarnaar in de zienswijze is verwezen. Ook stelt eiser dat zijn vrouw en kinderen als eenoudergezin zullen worden aangemerkt, omdat hij internationale bescherming heeft in Bulgarije en zij (nog) niet. Volgens eiser wordt de kwetsbaarheid van eenoudergezinnen in Bulgarije niet onderkend. Verder heeft eiser
stukken overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat zijn vrouw en kinderen een reëel risico lopen om in Bulgarije onder mensonterende omstandigheden te worden gedetineerd.
5. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiser enkel zien op de situatie voor zijn vrouw en kinderen, als zij op grond van de Dublinverordening naar aanleiding van hun in Nederland ingediende asielaanvraag aan Bulgarije worden overgedragen en daar in de asielprocedure worden opgenomen. Dat is voor eiser, die internationale bescherming geniet in Bulgarije, niet het geval. In de beroepsgronden zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan eiser zelf in Bulgarije een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Eiser heeft ook anderszins niet toegelicht waarom het bestreden besluit onjuist is. De beroepsgronden treffen daarom geen doel.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 augustus 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.