ECLI:NL:RBDHA:2024:14619
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag van een statushouder met internationale bescherming in Bulgarije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 29 juli 2024 de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser sinds 8 februari 2023 internationale bescherming geniet in Bulgarije. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde mr. L. Sinoo, de gemachtigde van de minister mr. T. Tichelaar en een tolk, A.E. Abdelrahman, aanwezig waren.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, die voornamelijk betrekking hadden op de situatie van zijn vrouw en kinderen. Eiser stelde dat de minister ten onrechte niet inhoudelijk inging op een notitie van VluchtelingenWerk Nederland en dat de kwetsbaarheid van eenoudergezinnen in Bulgarije niet werd onderkend. De rechtbank concludeert echter dat de beroepsgronden van eiser geen doel treffen, omdat er geen omstandigheden zijn aangevoerd die erop wijzen dat eiser zelf in Bulgarije een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de niet-ontvankelijk verklaring van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met deze uitspraak.