In deze zaak heeft verzoeker op 21 november 2021 een asielaanvraag ingediend. Na het uitblijven van een besluit heeft verzoeker op 11 december 2023 een beroepschrift ingediend. De rechtbank heeft op 21 februari 2024 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Op 18 april 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 22 juli 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak behandeld met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft geoordeeld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval was er echter geen sprake van een ontvankelijk beroep, omdat verzoeker het tweede beroep had ingesteld voordat de maximale dwangsom was volgelopen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek van verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.