ECLI:NL:RBDHA:2024:14612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL24.16967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker op 21 november 2021 een asielaanvraag ingediend. Na het uitblijven van een besluit heeft verzoeker op 11 december 2023 een beroepschrift ingediend. De rechtbank heeft op 21 februari 2024 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Op 18 april 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 22 juli 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak behandeld met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft geoordeeld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval was er echter geen sprake van een ontvankelijk beroep, omdat verzoeker het tweede beroep had ingesteld voordat de maximale dwangsom was volgelopen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek van verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16967

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 21 november 2021 een asielaanvraag ingediend.
Verzoeker heeft op 11 december 2023 tegen het uitblijven van een besluit een beroepschrift ingediend. Bij uitspraak van 21 februari 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, het beroep van verzoeker gegrond verklaard (NL23.38762). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Op 18 april 2024 heeft verzoeker wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een beluit op zijn aanvraag.
Bij besluit van 22 juli 2024 heeft de minister de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak buiten zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dat is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoeker heeft eerder, in 2023, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag van 21 november 2021. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 21 februari 2024 dat beroep gegrond verklaard en een beslistermijn van acht weken opgelegd. Wanneer de minister hier niet aan voldoet verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
5. De rechtbank overweegt dat volgens het landelijk beleid van 25 maart 2020 een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. [1] Verzoeker heeft het tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen ingediend op 18 april 2024. Dat betekent dat de maximale dwangsom nog niet was volgelopen.
6. Nu er geen sprake was van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekend gemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/beleidslijn-beroepen-niet-tijdig-vr.pdf.