ECLI:NL:RBDHA:2024:14606

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
09/176669-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA en hennep, alsook witwassen van geld

Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van in totaal 160 kilo MDMA, alsook het aanwezig hebben van hennep en het witwassen van een geldbedrag. De verdachte, geboren in 1976 en op dat moment gedetineerd, werd op 30 augustus 2024 gehoord tijdens de terechtzitting. De officier van justitie, mr. A.M.A. Ramdharie-Beckers, vorderde een gevangenisstraf van zes jaar, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf, gezien de omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 mei 2024 in 's-Gravenhage en Kessel opzettelijk grote hoeveelheden MDMA en hennep heeft vervoerd en aanwezig gehad. De verdachte heeft deze feiten bekend en er zijn voldoende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder proces-verbaal van bevindingen en deskundigenrapporten. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en dat de verdachte strafbaar is.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen uitgesproken voor de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 3.250,- en een personenauto. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugscriminaliteit en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/176669-24
Datum uitspraak: 13 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.A. Ramdharie-Beckers, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Susijn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 mei 2024 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer (bruto) 100 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
2
hij op of omstreeks 29 mei 2024 te Kessel,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer (bruto) 64 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende XTC/MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet
3
hij op of omstreeks 29 mei 2024 te Kessel opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 1.450 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 29 mei 2024, te Kessel en/of 's-Gravenhage, althans in
Nederland
(een) voorwerp(en) en/of een geldbedrag van 3.915 euro, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of van die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en)
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten onder 1, 2, 3 en 4 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten gerekwireerd tot bewezenverklaring. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024168787, van de politie eenheid Landelijke Expertise en Operaties, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 275).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
t.a.v. feit 1:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 augustus 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 mei 2024 (p. 23 - 27);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 mei 2024 (p. 35 - 37);
4. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 19 augustus 2024 (p. 185 - 230);
5. De verslagen van deskundigen, te weten twintig rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, op 4, 5 en 9 juli 2024 opgemaakt, met daarin de geconstateerde verdovende middelen en vastgestelde waarden zoals beschreven in het onder 4. genoemde bewijsmiddel (p. 254 - 273).
t.a.v. feit 2 en 3:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 augustus 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 mei 2024 (p. 29 - 31);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 augustus 2024 (p. 185 - 230);
4. De verslagen van deskundigen, te weten 25 rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, op 5 juli 2024, 9 juli 2024 en 8 augustus 2024 opgemaakt, met daarin de geconstateerde verdovende middelen en vastgestelde waarden zoals beschreven in het onder 3. genoemde bewijsmiddel (p. 231 – 253 en p. 274 - 275).
t.a.v. feit 4:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 augustus 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 mei 2024 (p. 23 - 27);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 mei 2024 (p. 29 - 31).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 29 mei 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende MDMA.
2
hij op 29 mei 2024 te Kessel opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 64 kilogram van een materiaal bevattende MDMA.
3
hij op 29 mei 2024 te Kessel opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 1.450 gram hennep.
4
hij op 29 mei 2024 in Nederland
,een geldbedrag van
3.25euro voorhanden
heeftgehad, terwijl hij wist dat dat
geldbedrag- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is en eerder passend is voor iemand met recidive.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het afleveren en vervoeren van ongeveer 100 kilo MDMA en van het in zijn woning aanwezig hebben van ongeveer 64 kilo MDMA en ongeveer 1.450 gram hennep. Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk kan zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast is het gebruik ervan, onder andere door de daarmee gepaard gaande criminaliteit, bezwarend voor de samenleving. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij door het vervoeren en aanwezig hebben van de MDMA heeft bijgedragen aan het in stand houden van de drugscriminaliteit en het in gevaar brengen van de gezondheid van de gebruikers. Voorts rekent de rechtbank de verdachte aan dat het gaat om een grote hoeveelheid MDMA.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 3.250. Witwassen is een ernstig feit omdat daarmee het (vertrouwen in het) economisch verkeer wordt geschaad en het bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit en het daarmee gepaard gaande gevoel van onveiligheid in de samenleving. Met zijn handelen heeft de verdachte mogelijk gemaakt dat illegaal verdiend geld een ogenschijnlijke legale bestemming heeft gekregen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 augustus 2024.
Niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Daarbij moet worden opgemerkt dat er geen landelijke handvatten zijn voor dergelijke hoeveelheden. Bij 20 kilo eindigt de betreffende tabel met een gevangenisstraf van 50 maanden.
Bij de bepaling van de straf weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij de feiten heeft bekend en in een vroeg stadium van het politieonderzoek. Ook heeft hij verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen en spijt betuigd voor zijn keuzes. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de verbeurdverklaring van de auto van de verdachte.
De na te melden straf is dan ook passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 t/m 5 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht van het in beslag genomen geld een bedrag van € 665,- terug te geven aan de verdachte omdat niet kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 3 en 4 genoemde geldbedragen en het onder 5 genoemde voertuig verbeurdverklaren. Het op de beslaglijst onder 2 genoemde geldbedrag zal de rechtbank gedeeltelijk verbeurdverklaren, namelijk tot een bedrag van € 1.000,-. Deze geldbedragen en dit voertuig zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze aan de verdachte toebehoren en deze geldbedragen geheel of grotendeels door middel van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verkregen en met behulp van het voertuig het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van een geldbedrag van € 665,-, te weten het op de beslaglijst onder 1 vermelde bedrag van € 105,- en het restant van het onder 2 vermelde geldbedrag van € 560,-.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I en II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4(
VIER)
JAREN EN 6(
ZES)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde op de beslaglijst onder 2 t/m 5 genoemde voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van in totaal € 3.250,-;
  • een personenauto, merk Peugeot, kenteken [kenteken] ;
gelast de teruggave aan de verdachte van een geldbedrag van € 665,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Guljé, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2024.