ECLI:NL:RBDHA:2024:14591

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
C/09/670241 / JE RK 24-1386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van zes maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg. De kinderen hebben een onrustige thuissituatie gekend, waarbij hun ouders niet in staat waren om voor hen te zorgen. De oma, die als voogd is aangesteld, heeft geprobeerd de kinderen een goede opvoeding te bieden, maar de situatie is onhoudbaar geworden. De kinderen verblijven momenteel bij hun oudtante, waar zij zich positief ontwikkelen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderen hebben veel meegemaakt en er zijn zorgen over hun ontwikkeling. De kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie bij de oudtante de kinderen ten goede komt, maar dat er ook een jeugdbeschermer betrokken moet blijven om de ontwikkeling van de kinderen te monitoren. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden verleend, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/670241 / JE RK 24-1386
Datum uitspraak: 26 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
zijnde de oma moederszijde, tevens voogd,
hierna te noemen: de oma,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.C. Sneper gevestigd te Baarn,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift, ontvangen op 26 juli 2024;
- het rapport van de Raad van 8 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 2] en [naam 3] namens de Raad;
  • [naam 4] namens de gecertificeerde instelling;
  • de oma, bijgestaan door mr. F.R.G. Drenth (waarnemend voor mr. C.C. Sneper);
  • de opa moederszijde;
  • [naam 5] , de achternicht van de kinderen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 21 oktober 2017 van de rechtbank Rotterdam is het gezag van de vader, [vader] , en de moeder, [moeder] , over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beëindigd en is de oma benoemd tot voogd over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de tante moederszijde (hierna te noemen: de oudtante).
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 mei 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 30 mei 2024 tot 30 augustus 2024 en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van zes maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De kinderen hebben in hun leven al veel meegemaakt. Zij zijn opgegroeid in een onrustige thuissituatie. De moeder kon niet voor de kinderen zorgen, waardoor ze al vrij snel bij de oma zijn gaan wonen. De oma heeft er de afgelopen jaren alles aan gedaan om de kinderen een zo goed en fijn mogelijke opvoedomgeving te bieden. Dit was voor haar echter een extra grote uitdaging, omdat ze er ook voor haar dochter wilde zijn. Hierdoor heeft de oma misschien niet altijd in het belang van de kinderen gehandeld. In 2019 werd er al door de [instelling] gesproken over een thuissituatie waarbij sprake zou zijn van onderstimulering, verwaarlozing, onveiligheid en onvoorspelbaarheid. In de jaren daarna is geprobeerd hulpverlening in te zetten, maar dat is niet goed van de grond gekomen. De oma vindt hulpverlening eigenlijk niet nodig en heeft ook geen hulp gevraagd aan familie terwijl er juist sprake is van een zeer betrokken familie. De kinderen zijn inmiddels opgevangen door hun oudtante en haar gezin. Zij heeft gezorgd voor een veilige en gestructureerde opvoedomgeving voor de kinderen. De kinderen ontwikkelen zich zichtbaar positief. [minderjarige 1] gaat weer naar school en [minderjarige 2] is rustiger geworden. Ook maken de kinderen onderling minder ruzie met elkaar. Ondanks de betrokkenheid van de familie blijven er wel zorgen over de kinderen. De kinderen hebben én veel meegemaakt én er is sprake van kind-eigen problematiek. [minderjarige 1] is door de [instelling] gediagnosticeerd met autisme en een reactieve hechtingsstoornis. [minderjarige 2] vertoont gedragsproblemen, waarbij er zorgen zijn om liegen, stelen en onrust veroorzaken in de klas. Ook lijkt er bij haar sprake van onderprestatie. Ook in de thuissituatie bij de oma vertoonden de kinderen gedragsproblemen. Er waren veel ruzies en het lukte de oma niet daar adequaat op te reageren. Hoewel er sprake is van een positieve ontwikkeling sinds de kinderen verblijven bij het gezin van de oudtante, is de situatie nog te pril. De Raad verzoekt daarom de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden. Er moet zicht blijven op de schoolgang van [minderjarige 1] en de algemene ontwikkeling van de kinderen. Daarnaast moet gekeken worden of het in het belang van de kinderen is als de oma de voogdij behoudt. De Raad verzoekt ook een uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden om daarmee de plaatsing bij het gezin van de oudtante te formaliseren. De Raad hoopt dat de hulpverlening binnen zes maanden naar het vrijwillig kader overgeheveld kan worden.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat er een goede samenwerking is met het pleeggezin. De kinderen lijken daar op hun plek te zitten. De afgelopen tijd is de omgang tussen de kinderen en de oma begeleid geweest door de oudtante of achternicht. Inmiddels is afgesproken dat de oma de kinderen onbegeleid mag zien. Mogelijk kan er in de toekomst worden gewerkt naar weekenden logeren bij de oma.
4.2.
Door en namens de oma is geen verweer gevoerd tegen het verzochte. De oma heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij het fijn vindt dat de kinderen bij familie wonen en niet elders. De familie heeft onderling een goede band en de kinderen kennen de oudtante en haar gezin ook al lang. Ook de band tussen de oma en de kinderen is goed. De oma heeft heel lang voor de kinderen gezorgd en zij snapt dan ook niet waarom de omgang de afgelopen tijd begeleid moest worden. Zij vindt het fijn dat inmiddels is afgesproken dat de omgang onbegeleid kan plaatsvinden. De komende maanden wordt onderzocht wat het perspectief van de kinderen is. Daarbij hoopt de oma dat onderzocht kan worden of [minderjarige 2] bij haar teruggeplaatst kan worden. [minderjarige 1] kan dan bij de oudtante blijven wonen.
4.3.
Desgevraagd heeft de achternicht naar voren gebracht dat de kinderen al regelmatig kwamen logeren bij het gezin van de achternicht. Hun gezin bestaat uit twee ouders en twee volwassen kinderen – een achternicht en achterneef van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] – die alles op alles willen zetten om beide kinderen goed op te vangen. Zij kennen de kinderen goed en zij zich ook bewust van de problematiek van de kinderen. De kinderen verblijven nu een paar maanden bij het gezin van de achternicht en de kinderen laten een positieve vooruitgang zien. De achternicht is ook al jaren betrokken bij de schoolgang van de kinderen en onderhoudt het contact met de jeugdbeschermer. Het gezin staat ervoor open om de voogdij over de kinderen eventueel over te nemen van de oma. De oma is namelijk al wat ouder en ze willen niet het risico lopen dat het niet goed geregeld is voor de kinderen als er iets gebeurt met de oma.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderen hebben al veel meegemaakt in hun leven en daarnaast is er sprake van kind eigen problematiek bij de kinderen. De oma heeft altijd voor de kinderen gezorgd en veel voor hen gedaan. De afgelopen periode zijn de spanningen thuis bij de oma echter hoog opgelopen en is de situatie onhoudbaar geworden. De oma was niet (meer) in staat om duidelijke regels en grenzen te stellen en zij kon niet zorgen voor een stabiele en veilige opvoedomgeving. De kinderen verblijven nu enkele maanden bij het gezin van de oudtante en zij ontwikkelen zich daar goed. De kinderen hebben baat bij de regels en kaders die zij krijgen geboden en hebben daardoor positieve stappen gezet. Het lijkt er dan ook op dat dit een passende plek is voor beide kinderen. De plaatsing is echter pas pril en het is daarom belangrijk dat er de komende tijd een jeugdbeschermer bij hen betrokken blijft. De jeugdbeschermer houdt zicht op de ontwikkeling van de kinderen en zorgt ervoor dat de juiste hulpverlening voor hen wordt ingezet. Het is daarbij belangrijk dat er aandacht blijft voor omgang tussen de kinderen en de oma, aangezien de kinderen aan haar gehecht zijn en de oma veel voor hen betekent. Om de plaatsing bij het gezin van de oudtante te formaliseren is een machtiging uithuisplaatsing vereist. De kinderrechter zal het verzoek dan ook toewijzen als verzocht. De komende maanden moet onderzocht worden wat het perspectief van de kinderen op lange termijn is en moet gekeken worden of de hulpverlening naar vrijwillig kader overgeheveld kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 26 augustus 2024 tot 26 februari 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg met ingang van 26 augustus 2024 tot 26 februari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 11 september 2024
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.