In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van zes maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg. De kinderen hebben een onrustige thuissituatie gekend, waarbij hun ouders niet in staat waren om voor hen te zorgen. De oma, die als voogd is aangesteld, heeft geprobeerd de kinderen een goede opvoeding te bieden, maar de situatie is onhoudbaar geworden. De kinderen verblijven momenteel bij hun oudtante, waar zij zich positief ontwikkelen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderen hebben veel meegemaakt en er zijn zorgen over hun ontwikkeling. De kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie bij de oudtante de kinderen ten goede komt, maar dat er ook een jeugdbeschermer betrokken moet blijven om de ontwikkeling van de kinderen te monitoren. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden verleend, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden.