ECLI:NL:RBDHA:2024:14583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL24.34155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, die de Hongaarse nationaliteit heeft en geen rechtmatig verblijf in Nederland, had beroep ingesteld tegen een besluit van 30 augustus 2024, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet terecht was opgelegd, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzetting zou beletten.

De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zoals vermeld in de beslissing van de minister, feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. De rechtbank concludeert dat de minister voortvarend heeft gehandeld, aangezien er tijdig verzoeken zijn gedaan bij de Hongaarse autoriteiten en er een vlucht voor de eiser was aangevraagd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34155

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Alam-Khan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Op 12 september 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Hongaarse nationaliteit te hebben.
Grondslag en maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
En als lichte gronden [3] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Nu eiser geen rechtmatig verblijf heeft, heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder, van de Vw kunnen opleggen.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] volgt dat voor het opleggen van onder meer de zware gronden 3a en 3b alleen is vereist dat deze gronden feitelijk juist zijn en dat verweerder daarop – als dat het geval is – geen nadere toelichting op hoeft te geven. [5] Voor zover eiser de gronden betwist die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval de zware gronden 3a en 3b terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. Deze zware gronden zijn feitelijk juist en voldoende toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Voortvarend handelen
5. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 3 september 2024 een T&O [6] -verzoek heeft gedaan bij de Hongaarse autoriteiten en hebben op dezelfde dag een nationaliteitsbevestiging en een LP [7] toezegging ontvangen en is een vlucht aangevraagd voor 12 september 2024. Op 4 september 2024 is een vluchtakkoord ontvangen en is eiser op 5 september 2024 in kennis gesteld van de telefonische presentatie op 10 september 2024. Op 10 september 2024 heeft een telefonische presentatie plaatsgevonden en is een LP ontvangen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt.
Ambtshalve toets
6. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
6.Terug- en Overnameovereenkomst.
7.Laissez-passer.