ECLI:NL:RBDHA:2024:14581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL24.34902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Marokkaanse vreemdeling die in beroep ging tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op de vrees dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken en dat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht op basis van de Dublinverordening. De vreemdeling, die geen nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding bezat, betwistte de opgelegde zware gronden, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht de zware gronden 3a en 3b had aangevoerd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico op onttrekking aan het toezicht en de illegale status van de vreemdeling in Nederland. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34902

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A.K.E. van den Heuvel, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [3] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
En als lichte gronden [4] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist de zware grond 3d. Ten aanzien hiervan voert hij aan dat de maatregel van bewaring is opgelegd, omdat er concrete aanknopingspunten zijn dat de Dublinverordening op hem van toepassing is. Hiervoor is het niet relevant of eiser al dan niet meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3a en 3b aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt niet over een nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding. Verder heeft eiser geen melding gemaakt van zijn illegaal verblijf in Nederland. Deze zware gronden tezamen zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Verweerder heeft op grond hiervan terecht een risico op onttrekking van het toezicht en ontwijking of belemmering van de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure aangenomen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking.
Ambtshalve toets
5. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.