ECLI:NL:RBDHA:2024:14564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
C/09/669110 / KG RK 24-992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een civiele procedure over ontslag als executeur-afwikkelingsbewindvoerder

Op 2 september 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeksters, die zich niet konden vinden in de gang van zaken tijdens een mondelinge behandeling op 2 juli 2024. Het wrakingsverzoek was ingediend op 5 juli 2024, drie dagen na de zitting, en de wrakingskamer oordeelde dat dit te laat was. Verzoeksters, bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.S. van Gaalen, voerden aan dat de kantonrechter, mr. C.W.D. Bom, de goede procesorde niet had bewaakt en hen niet de gelegenheid had gegeven om hun standpunt naar voren te brengen. De kantonrechter had bovendien producties van de wederpartij toegelaten zonder dat deze op de juiste wijze waren ingediend, wat volgens verzoeksters de schijn van partijdigheid wekte.

De wrakingskamer overwoog dat een verzoek tot wraking tijdig moet worden ingediend, en dat verzoeksters geen bijzondere omstandigheden hadden aangevoerd die het tijdsverloop tussen de zitting en het indienen van het verzoek rechtvaardigden. De gemachtigde had aangegeven dat hij eerst zijn boosheid wilde laten bezinken en pas na overleg met verzoeksters op 3 juli 2024 had besloten om een wrakingsverzoek in te dienen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek te laat was en verklaarde verzoeksters niet-ontvankelijk in hun verzoek.

De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer: 2024/55
zaak- /rekestnummer: C/09/669110 / KG RK 24-992
Beslissing van 2 september 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
en
[verzoekster 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: verzoeksters,
gemachtigde mr. M.S. van Gaalen,
strekkende tot de wraking van
mr. C.W.D. Bom,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 juli 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 juli 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 12 juli 2024;
- de brief van de gemachtigde van 26 juli 2024 met zijn opmerkingen namens verzoeksters over voornoemd proces-verbaal van 2 juli 2024.
1.2.
Op 2 september 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeksters, bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.S. van Gaalen;
- de kantonrechter;
- [wederpartij in de hoofdzaak] , de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder.
Na sluiting van de behandeling ter zitting heeft de wrakingskamer - na beraadslaging in raadkamer - mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing betreft de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met het nummer 11020510 \ EJ VERZ 24-73707 tussen verzoeksters en de wederpartij [wederpartij in de hoofdzaak] (hierna: de hoofdzaak).
De hoofdzaak betreft een verzoek tot ontslag van de wederpartij als executeur-afwikkelingsbewindvoerder met betrekking tot de nalatenschap van de vader van verzoeksters.
Op 2 juli 2024 heeft in deze procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarna door de kantonrechter is bepaald dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op
17 september 2024 om 14.45 uur.
De gemachtigde van verzoeksters heeft vervolgens bij brief van 5 juli 2024 de kantonrechter gewraakt.
2.2.
Verzoeksters hebben blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd:
- Verzoeksters vinden het onbegrijpelijk dat de kantonrechter bij aanvang van de zitting het bezwaar van verzoeksters tegen de indiening van een groot aantal producties door de wederpartij, vlak voor de mondelinge behandeling, niet heeft behandeld.
- De kantonrechter heeft het voegen van voornoemde producties, in strijd met het procesreglement en zonder toepassing van hoor en wederhoor, aanvaard.
- Ondanks bezwaren van de gemachtigde heeft de kantonrechter, wederom in strijd met het procesreglement, de wederpartij toegelaten een uitgebreid en gedetailleerd verweerschrift ter zitting in te dienen en integraal voor te dragen.
- De kantonrechter heeft de wederpartij zo lang het woord laten voeren, dat er geen spreektijd meer over was voor verzoeksters en de gemachtigde. Daarmee heeft de kantonrechter de goede procesorde niet bewaakt ten nadele van verzoeksters en de wederpartij bevoordeeld.
- De kantonrechter wilde de mondelinge behandeling afsluiten zonder verzoeksters en de gemachtigde de gelegenheid te geven het woord te voeren.
Dit alles leidt tot de conclusie dat geen evenwichtige behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden en de regels van het procesrecht zijn genegeerd, zodat de kantonrechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt, aldus verzoeksters.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer overweegt dat in het eerste lid van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan
zodrade omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later kan worden vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
Hetgeen verzoeksters aan hun wrakingsverzoek ten grondslag hebben gelegd, ziet volledig op de gang van zaken tijdens de zitting van 2 juli 2024. Verzoeksters hebben het wrakingsverzoek evenwel pas drie dagen later, op 5 juli 2024, ingediend bij de rechtbank. De wrakingskamer is van oordeel dat dit in beginsel te laat is, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen. De gemachtigde heeft daartoe het volgende aangevoerd.
3.4.
De gemachtigde wilde na de mondelinge behandeling op 2 juli 2024 zijn boosheid eerst laten bezinken. Op 3 juli 2024 heeft hij vervolgens overleg gehad met verzoeksters over de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2024, waarna de beslissing is genomen om een wrakingsverzoek in te dienen. Vanwege een andere zitting was de gemachtigde niet in de gelegenheid om op 4 juli 2024 het wrakingsverzoek in te dienen. Op 5 juli 2024 heeft hij uiteindelijk het wrakingsverzoek bij de rechtbank ingediend.
3.5
De wrakingskamer kan zich voorstellen dat verzoeksters en de gemachtigde overleg- en bedenktijd nodig hadden na de zitting van 2 juli 2024. Op 3 juli 2024 is evenwel de beslissing genomen om een wrakingsverzoek in te dienen. Voor de tijd tussen 3 juli 2024 en het moment van het indienen van het wrakingsverzoek bij de rechtbank op 5 juli 2024 zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die dat tijdsverloop rechtvaardigen. Een andere zitting op 4 juli 2024 is daarvoor onvoldoende.
3.6
Het wrakingsverzoek is dus te laat ingediend en verzoeksters kunnen dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeksters niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeksters p/a hun gemachtigde mr. M.S. van Gaalen;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.E. Perquin, C.M. van der Kleijn en J. Snoeijer, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.