Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
Kamerstukken II2007-2008, 31 249, nr. 3, p. 26) staat vermeld dat de beslissing van het CVZ (de voorloper van het CAK, voorzieningenrechter) om, naar aanleiding van een declaratie, op grond van lid 4 een bijdrage te betalen, valt te zien als een beschikking in de zin van de Awb. Niet valt in te zien waarom dat anders zou zijn voor de beslissingen die het CAK neemt over vergoeding van de in artikel 122a lid 5 Zvw genoemde – bij overeenkomst geregelde – zorg. De voorzieningenrechter slaat daarbij acht op de omstandigheid dat de overeenkomsten op grond van laatstgenoemd artikellid door het CAK enkel worden gesloten in het kader van zijn publieke taak. Daarbij weegt nog mee dat uit lid 6 van artikel 122a Zvw volgt dat een overeenkomst naast de in lid 5 bedoelde zorg tevens kan zien op de onder lid 4 bedoelde zorg (die, zoals zojuist bleek hoe dan ook een bestuursrechtelijke kwestie betreft). Niet goed denkbaar is dat als de overeenkomst ook de lid 4-zorg regelt, dat enkele feit de bestuursrechter plots onbevoegd zou maken voor laatstgenoemde zorg. Uit het voorgaande leidt de voorzieningenrechter af dat beslissingen die het CAK neemt over het al dan niet vergoeden van de door Zorg innovation gedeclareerde zorg (ook die op grond van het vijfde lid van artikel 122a Zvw) kwalificeren als besluiten in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat.