ECLI:NL:RBDHA:2024:14530
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser op 25 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De aanvraag is op 6 september 2022 door de minister van Asiel en Migratie ontvangen. Eiser heeft de minister op 4 december 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De minister heeft de ontvangst van deze ingebrekestelling op 5 december 2023 bevestigd. Eiser heeft op 25 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eiser op 6 september 2022 is ontvangen en dat de beslistermijn is verlengd met negen maanden, waardoor de wettelijke beslistermijn op 7 december 2023 is verstreken. De ingebrekestelling van 4 december 2023 is daarom prematuur ingediend, wat betekent dat het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.