ECLI:NL:RBDHA:2024:14526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
24/6011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake intrekking inreisverbod en terugkeerbesluit

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 24/6011, waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Benali, een verzoek indiende om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de minister van 7 maart 2024, dat op 22 mei 2024 door de minister werd ingetrokken. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de minister heeft aangegeven bereid te zijn de kosten te vergoeden.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister het bestreden besluit, dat een inreisverbod voor tien jaar en een terugkeerbesluit inhield, ingetrokken, waardoor de minister aan verzoeker is tegemoetgekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die is vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is toegekend omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. De minister is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/6011

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2024 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benali),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,de minister
(gemachtigde: Y.W.M. Schrijver).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de minister van 7 maart 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de minister op 22 mei 2024 dit besluit heeft ingetrokken.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 4 april 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. In dit besluit is aan verzoeker een inreisverbod voor de duur van tien jaar en een terugkeerbesluit, welk besluit tevens een besluit tot signalering is, opgelegd. De minister heeft bij brief van 22 mei 2024 het bestreden besluit ingetrokken. Hiermee is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet de minister aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).