ECLI:NL:RBDHA:2024:1452
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak wegens ongegrond beroep
Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoekster tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat haar asielaanvraag niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 27 december 2023, waarin werd gesteld dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoekster had tegen dit besluit beroep ingesteld, dat geregistreerd was onder zaaknummer NL23.40419.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening samen met het beroep behandeld op 31 januari 2024. De verzoekster is niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan op het samenhangende beroep, dat ongegrond werd verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en werd het verzoek om deze reden afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. N.M. van Waterschoot, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.