3.3.Verweerder concludeert uit deze adviezen dat het bouwplan onevenredig afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. De kade verkeert echter in dermate kritieke toestand dat de constructieve veiligheid van de kade zelf en de belendingen (monumentale en karakteristieke panden) in het geding is. Omdat het kadeherstel noodzakelijk en urgent is en er geen minder ingrijpende alternatieven voorhanden zijn, heeft verweerder het waarborgen van de veiligheid van de kade en de belendingen zwaarder laten wegen dan het behoud van de cultuurhistorische waarden en de omgevingsvergunning verleend.
4. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de werkzaamheden al zijn gestart. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de adviezen blijkt dat deze werkzaamheden leiden tot onomkeerbare effecten op de aanwezige cultuurhistorische waarden. Daarmee is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening gegeven.
5. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of de bezwaren van verzoekers een redelijke kans van slagen hebben. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de argumenten die verzoekers hebben aangevoerd, de zogenoemde gronden, of het bestreden besluit bij de heroverweging in bezwaar naar verwachting stand zal houden.
6. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het omgevingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning ziet op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de bezwaargronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Omvang van het geding
7. Dat het bouwplan onevenredig afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht staat tussen partijen niet ter discussie. Verzoekers stellen wel de noodzaak en urgentie van het bouwplan, alsmede het veronderstelde gebrek aan alternatieven ter discussie. Volgens verzoekers heeft verweerder de noodzaak, urgentie en het gebrek aan alternatieven onvoldoende gemotiveerd. Daarom hoort volgens verzoekers het belang van behoud van de cultuurhistorische waarden zwaarder te wegen dan het belang dat gediend is met het bouwplan.
Noodzaak vernieuwing kadeconstructie
8. Verzoekers II stellen ernstige twijfels te hebben over de acute noodzaak van de werkzaamheden.