ECLI:NL:RBDHA:2024:14484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
NL24.29665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend op 20 februari 2024. De minister van Asiel en Migratie had echter besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Dit besluit was genomen na een verzoek tot terugname aan de Duitse autoriteiten, dat door Duitsland was geaccepteerd.

De rechtbank heeft op 29 augustus 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. Eiser had wel een medisch dossier overgelegd, waar de verweerder op had gereageerd. Eiser voerde aan dat hij medische klachten had en dat hij in Duitsland niet adequaat was behandeld, en dat er gebreken waren in de asielprocedure en opvangvoorzieningen.

De rechtbank oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was en dat het aan eiser was om aan te tonen dat Duitsland niet in staat was om de noodzakelijke zorg te bieden. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij in Duitsland geen medische zorg kon krijgen en dat de verantwoordelijkheden van Duitsland voor de asielaanvraag vaststonden. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29665

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Eiser is in de gelegenheid gesteld om zijn medisch dossier over te leggen. Verweerder is vervolgens de gelegenheid gesteld om daarop te reageren.
Op 29 augustus 2024 heeft eiser het medisch dossier overgelegd. Verweerder heeft hier op 2 september 2024 op gereageerd.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1973 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 20 februari 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Dublinverordening [1] . Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 2 april 2019 al in Duitsland om internationale bescherming heeft verzocht. Nederland heeft op grond hiervan op 10 april 2024 een verzoek tot terugname verstuurd aan de Duitse autoriteiten. Op 11 april 2024 heeft Duitsland het verzoek geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Duitsland vast staat.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan gelet op de gebreken in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Eiser heeft medische klachten en is hiervoor niet deugdelijk behandeld in Duitsland.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet vanuit kan worden gegaan. Eiser is daar niet in geslaagd reeds nu hij zijn stellingen over gebreken in de asielprocedure en opvangvoorzieningen niet nader heeft toegelicht en onderbouwd.
5. Ten aanzien van de medische klachten van eiser is niet gebleken dat eiser in Duitsland geen medische zorg kan krijgen. Zo heeft hij verklaard dat hij gedurende zijn asielprocedure in Duitsland ziek is geweest en 10 maanden in het ziekenhuis heeft gelegen. [2] Ook is hij gezien door een huisarts en doorverwezen naar een specialist. [3] Daarbij zijn geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiser. Niet is gebleken dat eiser een medische behandeling nodig heeft die hij alleen in Nederland kan krijgen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de noodzakelijke medische zorg voor eiser beschikbaar is in Duitsland. Indien eiser vindt dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt, ligt het op zijn weg om daarover in Duitsland te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Duitsland hem niet zouden kunnen of willen helpen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening 604/2013.
2.Rapport aanmeldgehoor Dublin, p. 6.
3.Rapport aanmeldgehoor Dublin, pp. 7-8.