ECLI:NL:RBDHA:2024:1446
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak wegens ongegrond beroep
Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat zijn asielaanvraag niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 8 december 2023, waarin werd gesteld dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, dat geregistreerd is onder zaaknummer NL23.38698.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening samen met het beroep op 31 januari 2024 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan op het samenhangende beroep van verzoeker, dat ongegrond is verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen als griffier. De beslissing is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.