ECLI:NL:RBDHA:2024:14457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
C/09/670639 / JE RK 24-1432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van [minderjarige 1] woont in een moeder- en kindhuis, waar zij samen met [minderjarige 1] en haar halfbroer [minderjarige 2] verblijft. De kinderrechter heeft eerder, op 12 juni 2024, [minderjarige 1] onder toezicht gesteld en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening.

De gecertificeerde instelling verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er zorgen zijn over de thuissituatie en de zorg die de moeder kan bieden. De moeder heeft echter een advocaat ingeschakeld die ter zitting heeft betoogd dat de machtiging niet nodig is, aangezien de moeder zelf de zorg voor de kinderen draagt in het moeder- en kindhuis. De kinderrechter heeft de argumenten van de gecertificeerde instelling en de moeder afgewogen en geconcludeerd dat de zorgen ook binnen het kader van de ondertoezichtstelling kunnen worden opgelost.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, met de overweging dat de moeder in staat is om de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te dragen in de huidige situatie. De beslissing is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/670639 / JE RK 24-1432
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] , feitelijk verblijvende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A.L. Witteveen te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 augustus 2024;
- de aanvullende stukken van de gecertificeerde instelling van 27 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
2.2.
[minderjarige 1] verblijft tezamen met haar halfbroer [minderjarige 2] en de moeder in een moeder- en kindhuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 juni 2024 [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 12 juni 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 juni 2024 een machtiging verleend [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 12 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een moeder- en kindvoorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek als volgt. Er is sprake van een belaste voorgeschiedenis, waarbij de kinderen in de thuissituatie bij de moeder zijn blootgesteld aan onveilige situaties en meerdere keren getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Eind januari 2024 zijn de kinderen vrijwillig uit huis geplaatst in het netwerk van de moeder. Een aantal weken geleden is de moeder verhuisd naar een moeder- en kindhuis en zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij haar geplaatst. De moeder krijgt daar 24/7 begeleiding en heeft nog langer de tijd nodig om hier goed van te kunnen profiteren. [minderjarige 1] is gezien haar jonge leeftijd nog volledig afhankelijk van haar verzorger. Gezien wordt dat het de moeder niet altijd lukt om [minderjarige 1] de juiste aandacht en nabijheid te bieden die zij nodig heeft. Daarnaast kampt de moeder met persoonlijke problematiek, waarvoor tot op heden nog geen hulpverlening is ingezet. De komende periode wordt er bij de moeder een onderzoek uitgevoerd naar haar IQ. Onderzocht zal worden of het mogelijk is om een WLZ-aanvraag voor de moeder te doen en of zij met die aanvraag in een moeder- en kindhuis dichterbij huis kan worden geplaatst. Daarnaast zal bekeken worden of het (uiteindelijk) mogelijk is dat de oudste twee kinderen ook bij de moeder worden geplaatst. [minderjarige 1] heeft de vader acht maanden lang niet gezien, omdat er sprake is van een contactverbod tussen de vader en de moeder. De vader is nog jong en heeft geen stabiele basis. Het lukt hem niet altijd om de juiste keuzes te maken, waardoor hij in aanraking komt met de politie en justitie. Recentelijk heeft er een omgangsmoment plaatsgevonden en binnenkort zullen de mogelijkheden voor een vaste begeleide omgangsregeling worden onderzocht. Gelet op het contactverbod tussen de ouders dient de omgang op een neutrale locatie plaats te vinden. De afgelopen week is de plaatsing in het moeder- en kindhuis onder druk komen te staan, vanwege een incident. Het moeder- en kindhuis wilde dat de moeder en de kinderen werden overgeplaatst. Het is de gecertificeerde instelling gelukt om dit te voorkomen, maar dit was een stressvolle periode voor de moeder. Hoewel [minderjarige 1] met [minderjarige 2] en de moeder samen in een moeder- en kindhuis is geplaatst, is een machtiging tot uithuisplaatsing volgens de gecertificeerde instelling noodzakelijk. De moeder mag tijdens het verblijf in het moeder- en kindhuis niet zelf beslissen om de kinderen mee naar huis te nemen of elders te laten verblijven. Daarnaast is er sprake van 24-uurs toezicht en begeleiding, waardoor de zeggenschap over de opvoeding en verzorging niet volledig bij de moeder ligt. Ook geeft de moeder aan meer verlof te willen, terwijl gezien wordt dat het de moeder dan nog niet lukt om haar aandacht op een juiste manier over de kinderen te verdelen.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder heeft de advocaat het volgende ter zitting naar voren gebracht. [minderjarige 1] verblijft met [minderjarige 2] en de moeder in een moeder- en kindhuis. [minderjarige 1] verblijft daarmee de gehele week in het bijzijn van de moeder. Een machtiging tot uithuisplaatsing is dan ook niet noodzakelijk. Daarbij komt dat er te weinig rechtsbescherming wordt geboden aan de moeder als de machtiging tot uithuisplaatsing als stok achter de deur wordt verleend. Namens de moeder verzoekt de advocaat het verzoek tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige 1] af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. [minderjarige 1] verblijft met de moeder en [minderjarige 2] in een moeder- en kindhuis. De moeder draagt daar zelf de zorg voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. Gelet daarop is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing niet nodig is. De zorgen die de gecertificeerde instelling naar voren heeft gebracht, kunnen ook worden ondervangen binnen het kader van de ondertoezichtstelling. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024 door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.B.M.A. Roozen als griffier, en op schrift gesteld op 10 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.