ECLI:NL:RBDHA:2024:14453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
NL24.28548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van medische omstandigheden en opvolgende aanvragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Ben-Saddek, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in zitting, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door mr. N. Hamzaoui.

De rechtbank overwoog dat er sprake was van een opvolgende asielaanvraag, die op basis van artikel 30b van de Vreemdelingenwet (Vw) kennelijk ongegrond was verklaard. Eiser stelde dat er ten onrechte geen ambtshalve toetsing had plaatsgevonden aan artikel 64 van de Vw. De rechtbank oordeelde echter dat dit bij een opvolgende aanvraag niet vereist is. De medische klachten van eiser waren wel onderzocht, maar dit betekende niet dat hij recht had op een onderzoek door het Bureau Medische Advisering (BMA) voor uitstel van vertrek.

De rechtbank concludeerde dat er geen schending van de rechten van eiser was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is geanonimiseerd gepubliceerd. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28548
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2024 (het bestreden besluit) verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.28549, op 5 september 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met vooraf bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een opvolgende asielaanvraag. Deze is op grond van artikel 30b van de Vw [1] kennelijk ongegrond verklaard. Eiser voert aan dat ten onrechte niet ambtshalve is getoetst aan artikel 64 van de Vw. Dit is bij een opvolgende aanvraag echter niet vereist. Het feit dat de medische klachten wel zijn onderzocht door Medifirst om te beoordelen of hij kan worden gehoord maakt niet dat eiser moet worden onderworpen aan een onderzoek door BMA of hij in aanmerking komt voor uitstel van vertrek in het kader van artikel 64, onder a, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat niet aan de Procedurerichtlijn [2] is voldaan. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de rechten van eiser zijn geschonden of dat nader onderzoek had moeten worden gedaan.
2. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).