ECLI:NL:RBDHA:2024:14451
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 5 september 2024, waar de rechtbank de zaak heeft behandeld. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de asielaanvraag. De kern van het geschil betreft de vraag of het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft aangenomen dat dit beginsel van toepassing is, en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij problemen heeft ervaren in Duitsland. Eiser heeft wel medische problemen aangevoerd, maar de rechtbank concludeert dat hij niet heeft onderbouwd waarom hij in Duitsland niet de benodigde behandeling kan krijgen.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser met betrekking tot artikel 17 van de Dublinverordening beoordeeld en geconcludeerd dat de situatie van eiser niet voldoende bijzonder is om te concluderen dat de overdracht naar Duitsland zou leiden tot onevenredige hardheid. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.