In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 augustus 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Hij stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank verleent eiser vrijstelling van het griffierecht, omdat hij aan de voorwaarden voldoet. De verweerder, de minister van Asiel en Migratie, hanteert sinds 15 januari 2024 een nieuwe werkwijze in nareiszaken, het first-in first-out principe. De rechtbank wijst het verzoek van de verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel wegneemt om tijdig te beslissen.
De rechtbank constateert dat de minister geen gevolg heeft gegeven aan een eerdere uitspraak van 7 februari 2024, waarin een termijn was gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond en draagt de minister op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier.