ECLI:NL:RBDHA:2024:14427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning met een aanbouw
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 september 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vergroten van haar woning door het plaatsen van een aanbouw aan de achterzijde beoordeeld. De aanvraag werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, afgewezen op basis van een besluit van 21 oktober 2021 en een bestreden besluit van 17 mei 2022. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en heeft hiertegen beroep aangetekend.
De rechtbank constateert dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag is uitgegaan van onjuiste berekeningen, doordat enkel naar het bouwvlak is gekeken in plaats van naar de feitelijke achtergevel van de woning. Dit heeft geleid tot een onjuiste motivering van het besluit om niet af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een draagkrachtige motivering. Hierdoor is het beroep van eiseres gegrond verklaard.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming in het bestuursrecht, vooral bij aanvragen om omgevingsvergunningen.