ECLI:NL:RBDHA:2024:14408

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
C/09/667996 / KG ZA 24-533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een kort geding inzake een aanbestedingsprocedure voor tolkdiensten door de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Acolad Netherlands B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Acolad vorderde de intrekking van de gunningsbeslissing aan Global Talk Netherlands B.V. voor een aanbesteding van tolkdiensten, waarbij Acolad de tweede plaats had behaald. De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen uitvoerig besproken. Acolad stelde dat de beoordeling van de inschrijvingen onduidelijk en onjuist was, en dat de beoordelingscommissie niet deskundig genoeg was. De rechtbank oordeelde dat de beoordelingscommissie voldoende deskundigheid had en dat de gunningsbeslissing op een begrijpelijke wijze was gemotiveerd. De vorderingen van Acolad werden afgewezen, en de gunningsbeslissing aan Global Talk bleef in stand. De rechtbank oordeelde dat Acolad in de proceskosten moest worden veroordeeld, evenals Global Talk voor de kosten van de Staat. De totale proceskosten werden begroot op € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/667996 / KG ZA 24-533
Vonnis in kort geding van 6 september 2024
in de zaak van
ACOLAD NETHERLANDS B.V.te Amstelveen,
eiseres,
advocaten mrs. B. Nijhof en S.A.P. Geelen te Eindhoven,
tegen:
1.
DE STAAT DER NEDERLANDEN, in het bijzonder het
MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEIDte Den Haag,
2.
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERSte Den Haag,
gedaagden,
advocaten mrs. J.E. Palm en S.P.A. Boonkamp te Den Haag,
waarin is tussengekomen:
GLOBAL TALK NETHERLANDS B.V.te Hengelo,
advocaat mr. E.H. Leenders te Deventer.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘Acolad’, gedaagden (gezamenlijk, in mannelijk enkelvoud) als ‘de Staat’, gedaagde sub 2 separaat als het COA en de tussenkomer als ‘Global Talk’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 10 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging van Global Talk;
- het herstelexploot/oproepingsbericht ex artikel 118 Rechtsvordering (Rv) van 8 augustus 2024 waarbij het COA is opgeroepen;
- de op 16 augustus 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Acolad en Global Talk pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op vandaag.
2. Het incident tot tussenkomst dan wel voeging, de beslissing op terbeschikkingstelling stukken en de beslissing op het gevorderde verbod om mededelingen te doen
2.1.
Global Talk heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Acolad en de Staat, dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat.
2.2.
Global Talk heeft aannemelijk gemaakt dat zij voldoende belang bij tussenkomst heeft. Acolad en de Staat hebben tegen de tussenkomst op zich geen bezwaar gemaakt. Acolad heeft wel bezwaar gemaakt tegen de consequentie die Global Talk daaraan verbindt, namelijk dat zij dan de beschikking dient te krijgen over het volledige procesdossier. Dit bezwaar van Acolad staat echter los van de vraag of Global Talk op grond van de wet in deze procedure mag tussenkomen en of zij daarbij voldoende belang heeft en wordt dus bij de beoordeling van de gevorderde tussenkomst buiten beschouwing gelaten. Daarnaast is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen. De vordering tot tussenkomst is daarom ter zitting toegewezen en Global Talk is toegelaten als tussenkomende partij.
2.3.
Acolad heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet alle processtukken (volledig) met Global Talk gedeeld, omdat deze volgens haar bedrijfsgevoelige informatie van Acolad bevatten. Een deel van de stukken is onleesbaar gemaakt. Global Talk heeft zich hier voorafgaand aan de mondelinge behandeling tegen verzet, waarna Acolad alsnog een groter deel van de dagvaarding aan Global Talk heeft verstrekt en productie 7 bij dagvaarding heeft ingetrokken. Productie 7 maakt daarom geen deel meer uit van het procesdossier. Ook de conclusie van antwoord is in aangepaste, deels onleesbaar gemaakte versie aan Global Talk verstrekt. Aan het begin van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter beslist dat Acolad alsnog de door haar behaalde scores met Global Talk moest delen, hetgeen Acolad vervolgens mondeling heeft gedaan. Daarna heeft Global Talk zich er niet langer tegen verzet dat zij niet over de onbewerkte processtukken beschikt.
2.4.
Verder heeft Acolad de voorzieningenrechter verzocht om Global Talk uit hoofde van artikel 28 lid 1 Rv te gelasten geen mededelingen te doen aan derden over producties die zij niet reeds in haar bezit had voor de procedure. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek af. De stukken die door Acolad ter beschikking zijn gesteld aan Global Talk zijn door haar op bedrijfsvertrouwelijke punten onleesbaar gemaakt. Van deze delen heeft Global Talk dus geen kennis kunnen nemen. Het resterende deel van de processtukken is in beginsel niet bedrijfsvertrouwelijk. Voor zover deze vordering ziet op het geheim houden van de behaalde scores, die ter zitting op verzoek van de voorzieningenrechter alsnog met Global Talk zijn gedeeld, wordt het verzoek eveneens afgewezen. Die informatie betreft immers slechts de behaalde scores van de betreffende inschrijvers, waaronder ook die van Global Talk zelf. Niet valt in te zien waarom die scores als strikt bedrijfsvertrouwelijk zouden moeten worden aangemerkt. Die scores staan overigens ook in dit vonnis vermeld.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
De Staat heeft een openbare Europese aanbesteding georganiseerd getiteld ‘Tolkdienstverlening t.b.v. Centraal Orgaan opvang asielzoekers en Dienst Terugkeer en Vertrek’ met referentienummer 4638588. De aanbesteding is op 30 november 2023 aangekondigd op TenderNed. De procedure voor de aanbesteding is beschreven in het ‘Beschrijvend document’.
3.2.
De opdracht bestaat uit vier percelen voor de levering van tolkdienstverlening. Het doel van de aanbesteding is het sluiten van een overeenkomst per perceel met één inschrijver die de economisch meest voordelige inschrijving voor de opdracht heeft uitgebracht. De economisch meest voordelige inschrijving wordt vastgesteld op basis van de beste prijs-kwaliteit verhouding, waarbij kwaliteit 65% meetelt en prijs 35%. Dit kort geding heeft alleen betrekking op perceel 3, waarop zowel Acolad als Global Talk hebben ingeschreven. Perceel 3 betreft tolkdienstverlening voor de medische dienstverlening aan asielzoekers ten behoeve van het COA.
3.3.
In bijlage 8c bij het Beschrijvend document wordt ingegaan op de gunningscriteria voor perceel 3. Hierin staat omschreven dat het onderdeel kwaliteit wordt beoordeeld door een beoordelingscommissie en is onderverdeeld in drie subgunningscriteria, die in onderstaande tabel staan vermeld:
No
Subgunningscriterium kwaliteit
Maximaal te behalen punten (totaal max. 600).
1
Telefonische Tolkdienstverlening op afstand
250
2
Levernauwkeurigheid
150
3
Casus: inzet Tolken buiten reguliere werktijden
250
Totaal
650
3.4.
Uit de in bijlage 8c bij het Beschrijvend document opgenomen scoretabel blijkt dat de scores uitstekend, goed, voldoende, matig en slecht kunnen worden behaald. Met de scores uitstekend, goed en voldoende kunnen percentages van de maximaal te behalen punten worden behaald van respectievelijk 100, 85 en 55%. Om voor gunning in aanmerking te komen dient een minimale score van een voldoende (55%) te worden behaald. De scores matig en slecht betreffen daarmee zogenaamde ‘
knock out’ scores. Daarnaast volgt uit de scoretabel dat:
een beschrijving als uitstekend kwalificeert indien:
  • uit een kwalitatief volledige beschrijving volgt dat de (bij het betreffende subgunningscriterium geformuleerde) doelstelling van de Deelnemer wordt gehaald, waarbij de inhoudelijke aspecten worden beoordeeld in hun onderlinge samenhang, én
  • de beschrijving aanzienlijke meerwaarde voor de Deelnemer biedt boven het gestelde in het Programma van Eisen én
  • de beschrijving concreet en realistisch is.
een beschrijving als goed kwalificeert indien:
  • uit een kwalitatief volledige beschrijving volgt dat de (bij het betreffende subgunningscriterium geformuleerde) doelstelling van de Deelnemer wordt gehaald, waarbij de inhoudelijke aspecten worden beoordeeld in hun onderlinge samenhang, én
  • de beschrijving geen of beperkte meerwaarde voor de Deelnemer biedt boven het gestelde in het Programma van Eisen én
  • de beschrijving concreet en realistisch is.
een beschrijving als voldoende kwalificeert indien:
  • uit de beschrijving volgt dat de (bij het betreffende subgunningscriterium geformuleerde) doelstelling van de Deelnemer wordt gehaald, waarbij wordt beoordeeld aan de hand van de inhoudelijke aspecten in hun onderlinge samenhang, én
  • de beschrijving niet geheel, maar in voldoende mate volledig, concreet en realistisch is.
3.5.
In paragraaf 2 van Bijlage 8c bij het Beschrijvend document staat omschreven dat de inschrijvers als onderdeel van hun inschrijving een document ‘Uitwerking subgunningscriteria’ moeten indienen, waarin zij antwoord geven op de bij de subgunningscriteria gestelde vragen. Bij het opstellen van de antwoorden dienen inschrijvers rekening te houden met de doelstelling en vraagstelling die per subgunningscriterium zijn omschreven.
3.6.
De uitvraag bij subgunningscriterium kwaliteit 1 betreffende “telefonische dienstverlening” luidt als volgt, blijkens paragraaf 2.2.1 van bijlage 8c bij het Beschrijvend document:
Doelstelling
De gewenste situatie is dat de Inschrijver garandeert dat de juiste Tolk op het juiste
moment telefonisch beschikbaar is en wachttijden tot een minimum beperkt zijn, zodat de
Bestellers worden ontzorgd en levering tijdig plaatsvindt.
Ter uniformering van het bestelproces en in aansluiting op het onderwerp Innovatie uit
Bijlage F - de Overeenkomst is het wenselijk dat tijdens de looptijd van de Overeenkomst
een op de Opdracht customized bestelapp wordt ingevoerd, waarmee geautoriseerde
Bestellers direct een Tolkopdracht kunnen plaatsen, wijzigen en annuleren en bij
telefonische Tolkopdracht direct met de juiste Tolk in contact kunnen worden gebracht.
(N.B.: het telefonisch bestellen moet bij storing in de bestelapp wel mogelijk blijven).
Vraagstelling
Op welke wijze zorgt Inschrijver ervoor dat de Tolkdienstverlening op afstand wordt
uitgeoefend met minimale wachttijden voor de totale duur van de Overeenkomst?
Ga in uw beschrijving in ieder geval in op de onderstaande aspecten:
Hoe Inschrijver borgt en rapporteert dat de juiste Tolk beschikbaar is en wachttijden langer dan drie (3) minuten worden voorkomen?
Op welke wijze proactief door Inschrijver wordt gestuurd om de wachttijden te verkorten. Noem hierbij de mitigerende maatregelen.
Op welke wijze Inschrijver de Bestellers meeneemt in de werkwijze en procedures m.b.t. de telefonische dienstverlening.
Hoe borgt Inschrijver dat de telefonische verbinding tussen Tolk en Besteller/gespreksvoerder gedurende het gehele Tolkgesprek goed blijft, voor zover dit binnen de invloedsfeer van de inschrijver ligt? Beschrijf tevens hoe gehandeld wordt indien de verbinding tijdens het Tolkgesprek, dat nog niet is afgerond, wordt verbroken.
Beschrijf op welke wijze de Inschrijver borgt dat zijn Tolken hun telefonische Tolkdienstverlening te allen tijde leveren in een afgeschermde omgeving, waardoor de privacy van het Tolkgesprek is gewaarborgd. Beschrijf tevens op welke wijze de Inschrijver dit bewaakt.
Beschrijf een aanpak op grond waarvan u als Opdrachtnemer de gewenste bestelapp binnen de looptijd en voorwaarden van de Overeenkomst, in afstemming met de Deelnemer uitdenkt, ontwikkelt, implementeert en onderhoudt.
3.7.
De uitvraag bij subgunningscriterium kwaliteit 2 betreffende “levernauwkeurigheid” luidt als volgt, blijkens paragraaf 2.2.2 van bijlage 8c bij het Beschrijvend document:
Doelstelling
De gewenste situatie is dat de Inschrijver garandeert dat de juiste Tolk op het juiste moment en op de juiste locatie aanwezig is, en dat deze Tolk beschikt over de competenties en kennis heeft van de werkwijze van de Deelnemer en de context van het werkveld waarvoor hij wordt ingezet.
Vraagstelling
Op welke wijze zorgt Inschrijver ervoor dat te allen tijde is gegarandeerd dat de juiste Tolk
met de juiste kwalificaties, op het juiste moment en op de juiste plaats aanwezig is. Waarbij deze tolk naar tevredenheid wordt ingezet en extra wachttijden beperkt zijn?
Ga in uw beschrijving in ieder geval in op de onderstaande aspecten:
1.
Op welke wijze Inschrijver ten behoeve van het zorgdomein ervoor zorgt dat de volgende competenties aanwezig zijn bij de in te zette Tolk:

Begrip voor de achtergrond van de zorghulpverlening;

Inzicht heeft in moeilijkheden die zich kunnen voordoen in de manier van spreken en de gedragingen van de patiënt (taal- en tolkvaardigheden aangaande ziektebeelden en gerelateerd gedrag);

De therapeutische, psychologische en psychiatrische taal begrijpt.
2.
COA wenst dat dat er steeds voldoende gekwalificeerde Tolken in de gevraagde talen beschikbaar zijn. Op welke wijze waarborgt Inschrijver dat er steeds voldoende gekwalificeerde Tolken in de gevraagde talen beschikbaar zijn en blijven?
3.
Hoe anticipeert Inschrijver op de vraag naar schaarse talen?
4.
Hoe anticipeert Inschrijver op afzeggingen van de Tolk in relatie tot de verstrekte
Tolkopdracht, zodanig dat Inschrijver te allen tijde een Tolk van het gewenste niveau kan leveren?”
3.8.
De uitvraag bij subgunningscriterium kwaliteit 3 betreffende “inzet tolken buiten reguliere werktijden” is, blijkens paragraaf 2.2.3 van bijlage 8c bij het Beschrijvend document:
Doelstelling
Opdrachtnemer is in staat om ook bij schaarse talen een geschikte Tolk in te zetten buiten
reguliere werktijden. Daarnaast is de Opdrachtnemer in staat om bij gelijktijdige aanvragen
van dezelfde schaarse taal te voorzien in de juiste Tolk.
Casus
Het is Oud en Nieuw, 2 uur ‘s nachts. Een jonge alleenstaande moeder komt huilend bij de
receptie van het COA. Haar baby van 6 maanden heeft zeer hoge koorts en vertoont een
verminderd bewustzijn. Mevrouw is alleen; haar baby is zonder toezicht achtergebleven in
de tijdelijke woning c.q. verblijfplaats op de opvanglocatie. Mevrouw wil bellen met de
Praktijklijn GZA (Gezondheidszorg Asielzoekers).
Mevrouw spreekt alleen Birmees. Mevrouw belt met de Praktijklijn. De triage medewerker
van de Praktijklijn moet een Tolk inschakelen via conference call. Er is haast bij.
Op datzelfde moment komt er nog een aanvraag binnen vanuit een andere COA-locatie
waarbij ook een Birmese tolkdienst wordt uitgevraagd.
Vraagstelling
Op welke wijze zal Inschrijver waarborgen dat er buiten reguliere werktijden toch een tolk
kan worden ingezet, ook wanneer dit een minder c.q. weinig voorkomende taal betreft.
Ga in uw beschrijving minimaal in op de volgende aspecten:
Beschrijf op welke wijze Inschrijver borgt dat er 24 uur per dag, 7 dagen in de week een tolk beschikbaar is in schaarse talen, die ook medische termen kan verduidelijken.
Hoe bereidt Inschrijver zich in zijn algemeenheid voor op een scenario zoals hier geschetst.
Hoe gaat Inschrijver om met de eis van gelijktijdigheid als tegelijkertijd twee aanvragen komen vanuit dezelfde schaarse taal voor tolken rond medische zorgvragen binnen de gestelde termijnen.
Hoe gaat Inschrijver zorgen voor de inzet van collega organisatie (derde partij) op het moment dat er vanuit de eigen organisatie niet voldaan kan worden aan de vraag.”
3.9.
De aanbestedingsstukken omvatten ook een Programma van Eisen (PvE, bijlage 3c bij het Beschrijvend document). Daarin is onder andere beschreven over welke kerncompetenties inschrijvers dienen te beschikken. Gegadigden verklaren zich akkoord met het PvE door het ondertekenen van het inschrijfformulier.
3.10.
Bij brief van 21 mei 2024 heeft de Staat aan Acolad bericht dat de inschrijving van Global Talk op perceel 3 is aangemerkt als de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding en dat de Staat voornemens is de opdracht aan Global Talk te gunnen (hierna: de gunningsbeslissing). De inschrijving van Acolad is in de ranking op de tweede plaats geëindigd. De brief bevat een score-overzicht waarin de aan Acolad toegekende scores zijn afgezet tegen de maximaal haalbare scores en de scores van Global Talk. Uit het score-overzicht blijkt dat Global Talk op subgunningscriterium 1, 2 en 3 de score uitstekend heeft behaald. Acolad heeft voor subgunningscriterium 1 de score voldoende gehaald en voor subgunningscriterium 2 en 3 de score goed. De bijlage bij de brief bevat een toelichting op de door Acolad behaalde scores en een toelichting waarom de winnende inschrijving is beoordeeld als aanzienlijke meerwaarde.
3.11.
Op 28 mei 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Staat en Acolad over de gunningsbeslissing. Vervolgens heeft Acolad bij brief van 12 juni 2024 de Staat gesommeerd om de gunningsbeslissing in te trekken en over te gaan tot een herbeoordeling met een nieuwe - onafhankelijke - beoordelingscommissie. De Staat is daar niet toe overgegaan.

4.Het geschil

4.1.
Acolad vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te gebieden:
Primair
I. om het gunningsvoornemen aan Global Talk in te trekken;
II. om een nieuwe beoordeling van de inschrijvingen te verrichten voor wat betreft alle kwalitatieve gunningscriteria behorende tot perceel 3, waarbij de herbeoordeling verricht zal worden door een nieuwe beoordelingscommissie.
Subsidiair
III. om het gunningsvoornemen aan Global Talk in te trekken;
IV. om de opdracht, voor zover hij deze nog wenst te gunnen, opnieuw aan te besteden.
Meer subsidiair
V. om het gunningsvoornemen aan Global Talk in te trekken;
VI. om, voor zover hij de opdracht nog wenst te gunnen, een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing te nemen die is voorzien van een draagkrachtige motivering die voldoet aan de vereisten van artikel 2.130 Aanbestedingswet (Aw), waarbij Acolad een nieuwe termijn van 20 dagen wordt gegund om bezwaar te maken tegen die voorlopige gunningsbeslissing.
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
4.2.
Daartoe voert Acolad - zakelijk weergegeven - het volgende aan. Er is reden tot herbeoordeling van de inschrijvingen, dan wel heraanbesteding van de opdracht. De beoordeling door de Staat van perceel 3 is namelijk onbegrijpelijk, onduidelijk en onjuist. Ook handelt de Staat in strijd met zijn motiveringsplicht.
4.3.
De Staat en Global Talk voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Global Talk vordert, - zakelijk weergegeven -:
I. de Staat te verbieden de opdracht te gunnen aan een ander dan Global Talk;
II. Acolad te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Global Talk daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Acolad en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Global Talk hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

vooraf
Ter beoordeling ligt voor of de voorlopige gunningsbeslissing stand kan houden, of dat er grond is voor ingrijpen door de voorzieningenrechter in die zin dat de inschrijvingen moeten worden herbeoordeeld, dat heraanbesteding moet plaatsvinden of dat de gunningsbeslissing beter moet worden gemotiveerd. In het navolgende zal allereerst de ontvankelijkheid van Acolad worden beoordeeld. Daarna zullen de primaire en de subsidiaire vorderingen in onderlinge samenhang worden beoordeeld, waarbij eerst twee algemene bezwaren van Acolad worden besproken en vervolgens wordt ingegaan op de wijze van beoordeling van de verschillende subgunningscriteria. Tot slot gaat de voorzieningenrechter in op de meer subsidiaire vordering, die erop neerkomt dat de gunningsbeslissing beter moet worden gemotiveerd.
het beroep op niet-ontvankelijkheid
5.1.
De voorzieningenrechter zal eerst het beroep van Global Talk op niet-ontvankelijkheid van Acolad behandelen. Volgens Global Talk is Acolad niet-ontvankelijk, omdat het COA niet is gedagvaard binnen de op grond van de aanbestedingsstukken geldende vervaltermijn. Door de Staat is geen niet-ontvankelijkheidsverweer gevoerd.
5.2.
In paragraaf 2.11 van het Beschrijvend document is opgenomen dat een inschrijver die het niet eens is met de Gunningsbeslissing binnen de vervaltermijn van 20 kalenderdagen een kort geding aanhangig kan maken. Daar is tevens vermeld dat indien de inschrijver dat niet binnen de gestelde termijn doet, het recht van de Inschrijver om op te komen tegen de gunningsbeslissing vervalt. Niet in geschil is dat Acolad tijdig, binnen de vervaltermijn een kort geding tegen (alleen) de Staat (gedaagde sub 1) aanhangig heeft gemaakt. Acolad heeft vanwege de feitelijke betrokkenheid van het COA bij de onderhavige aanbesteding buiten de vervaltermijn (op 8 augustus 2024) een herstelexploot c.q. oproepingsbericht aan het COA betekend. Anders dan Global Talk aanvoert brengt dit niet mee dat Acolad niet-ontvankelijk is. Acolad is er op basis van de aanbestedingsstukken, waarin de Staat meerdere malen wordt aangeduid als ‘aanbestedende dienst’ en ‘opdrachtgever’, begrijpelijkerwijs vanuit gegaan dat zij kon opkomen tegen de gunningsbeslissing door een kort geding tegen (alleen) de Staat aanhangig te maken. De Staat heeft dienovereenkomstig gehandeld en heeft ook geen ontvankelijkheidsverweer gevoerd. Het feit dat Acolad in een later stadium alsnog, met toestemming van de voorzieningenrechter, het COA als betrokken partij heeft opgeroepen, heeft de belangen van de Staat ook op geen enkele manier geschaad. Onder voormelde omstandigheden kan het ontvankelijkheidsverweer van Global Talk niet slagen. De overige stellingen van Acolad en Global Talk op dit punt kunnen verder onbesproken blijven.
de vordering tot herbeoordeling, dan wel heraanbesteding
5.3.
Vervolgens moet in dit kort geding worden beoordeeld of aanleiding bestaat de Staat te verplichten om over te gaan tot herbeoordeling van de inschrijvingen, dan wel tot heraanbesteding van de opdracht. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat daar geen aanleiding voor. Daartoe is het volgende van belang.
5.4.
Acolad brengt een aantal algemene bezwaren ten aanzien van de beoordeling naar voren en is het niet eens met de beoordeling van kwalitatieve subgunningscriteria 1, 2 en 3. Volgens Acolad is de beoordelingscommissie in veel gevallen buiten de beoordelingssystematiek getreden door in de beoordeling aspecten te betrekken die vooraf niet kenbaar waren voor inschrijvers en zijn er fouten gemaakt in de beoordeling. Volgens Acolad moet de gunningsbeslissing aan Global Talk worden ingetrokken en moet een integrale herbeoordeling van alle inschrijvingen door een nieuwe beoordelingscommissie plaats te vinden, dan wel moet heraanbesteding plaats vinden. De Staat en Global Talk betwisten dit allemaal gemotiveerd.
5.5.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling voorop dat aan enige mate van subjectiviteit bij de beoordeling van de hier gehanteerde gunningscriteria niet te ontkomen valt. Dat brengt weliswaar enige spanning teweeg met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige beoordelingsruimte worden gegund, mede omdat de rechter geen specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Alleen als sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
5.6.
Verder is van belang dat - in geval van een beoordelingssystematiek zoals hier aan de orde - mag worden verwacht dat een inschrijver in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze de door de aanbestedende dienst verlangde kwaliteit wordt geleverd. Daarmee wordt een inschrijver in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van andere inschrijvers en aldus zijn meerwaarde aan te tonen. Mede gelet hierop behoeft een aanbestedende dienst ook niet aan te geven wat nodig is om een maximale score op een criterium te behalen. Als dit wel zo zou zijn zou iedere innovatie, creativiteit of ieder zelfstandig denkproces bij inschrijvers worden weggenomen. Daaraan is inherent dat een inschrijver de ruimte wordt geboden om op eigen wijze aan te geven hoe de gewenste kwaliteit wordt ingevuld. Daardoor wordt een inschrijver optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor/in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst.
beoordelingscommissie
5.7.
Acolad stelt ten eerste dat de beoordelingscommissie onvoldoende deskundig is, omdat de leden van de beoordelingscommissie de aanbestedingsstukken niet (goed) hebben gelezen. Alleen al hierom is de beoordeling van de inschrijvingen volgens Acolad ondeugdelijk. Volgens Acolad is onder andere gebleken dat één commissielid geen kennis heeft genomen van het ‘Dossier Afspraken & procedures’ (hierna: DAP), terwijl dat onderdeel is van de aanbestedingsstukken en een uitvoerige beschrijving van het bestelproces van de tolkdienstverlening bevat.
5.8.
De voorzieningenrechter volgt Acolad hierin niet. Zoals onder 5.5. aan de orde is gekomen, geldt als uitgangspunt dat de beoordelingscommissie deskundig is. De Staat heeft gemotiveerd betwist dat (leden van) de beoordelingscommissie niet voldoende op de hoogte zouden zijn van de inhoud van de aanbesteding. Daarbij is door de Staat onweersproken naar voren gebracht dat alle commissieleden geruime tijd bij het COA werkzaam zijn en uit hoofde van hun functie kennis hebben van tolkeninzet en hetgeen daarvoor nodig is. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de commissieleden voldoende deskundig zijn op het gebied waar de aanbesteding op ziet. Voor zover al juist zou zijn dat niet alle commissieleden kennis hebben genomen van alle aanbestedingsstukken, zoals Acolad stelt, wil dit ook nog niet zeggen dat de beoordelingscommissie reeds daarom niet genoeg deskundig zou zijn om de inschrijvingen in deze aanbestedingsprocedure te beoordelen. De commissieleden kunnen immers in de uitoefening van hun functie ook voldoende kennis, kunde en ervaring hebben opgedaan met betrekking tot de processen die in de aanbestedingsstukken staan beschreven, waaronder het bestelproces zoals omschreven in het DAP. Dit zou anders kunnen zijn als uit de daadwerkelijke beoordeling van de verschillende subgunningscriteria de ondeskundigheid van de beoordelingscommissie afgeleid zou kunnen worden. Zoals blijkt uit hetgeen hierna over de beoordeling van de afzonderlijke subgunningscriteria wordt overwogen, is daarvan geen sprake. Nu Acolad niet meer of anders heeft aangevoerd over de (on)deskundigheid van de beoordelingscommissie, kan niet worden gezegd dat op deze grond sprake is van een ondeugdelijke beoordeling.
ruimte voor uitwerking
5.9.
Acolad voert verder aan dat de Staat haar niet kan tegenwerpen dat meerdere aspecten van haar inschrijving ‘nadere uitwerking’ missen. Volgens Acolad is de aan inschrijvers geboden ruimte om de subgunningscriteria uit te werken zeer beperkt (maximaal acht A-4-pagina’s) en zijn diverse verzoeken van inschrijvers om meer ruimte te bieden door de Staat afgewezen. Deze stelling kan Acolad evenmin baten. Dat de uitwerking van de subgunningscriteria maximaal 8 A-4 pagina’s mag beslaan is een gegeven, dat voor iedere inschrijver gold. Kennelijk is in ieder geval Global Talk erin geslaagd binnen het beperkte aantal pagina’s een betere uitwerking op papier te zetten dan Acolad. Acolad heeft ook ingeschreven onder de genoemde pagina-voorwaarde, zodat zij daar nu niet meer over kan klagen.
subgunningscriterium 1: telefonische dienstverlening
5.10.
De voorzieningenrechter volgt Acolad evenmin in haar standpunt dat de beoordelingscommissie buiten het beoordelingskader is getreden door bij de beoordeling te betrekken in welke mate de inschrijver aandacht heeft besteed aan het telefonisch bestelproces. Het proces van de gevraagde dienstverlening bestaat enerzijds uit het bestelproces, waarbij de besteller via een bestelapplicatie, website of telefoon contact zoekt met de tolkdienstverlener om een tolk in te schakelen en anderzijds uit de tolkdienstverlening zelf, die uitsluitend telefonisch plaatsvindt. Uit de uitvraag bij subgunningscriterium 1 volgt dat de aanbesteding gericht is op het ontzorgen van de besteller en dat levering van de tolkdienstverlening tijdig plaatsvindt. Het bestelproces, waaronder het telefonisch bestelproces, is een belangrijk onderdeel van het ontzorgen van de besteller. Daarnaast volgt uit de uitvraag dat bij storing in de bestelapplicatie het telefonisch bestellen mogelijk moet blijven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de inschrijver hieruit afleiden dat de Staat wenst dat in de inschrijving het gehele bestelproces inzichtelijk is, waaronder ook het telefonisch bestelproces valt. Dat de beoordelingscommissie het als een gemiste kans ziet dat Acolad daar niet op is ingegaan en dit heeft laten meewegen in de score, is dan ook niet onbegrijpelijk.
5.11.
De voorzieningenrechter volgt Acolad evenmin in haar stelling dat de beoordelingscommissie feitelijk onjuist opmerkt dat een groot deel van de opdrachten telefonisch wordt aangevraagd. Ook indien een relatief laag percentage van het totaal aantal bestellingen - zoals Acolad stelt - telefonisch plaatsvindt, komt dit in absolute zin nog steeds neer op een groot aantal bestellingen, omdat het in onderhavige aanbesteding gaat om een hoog af te nemen volume. De opmerking van de beoordelingscommissie dat een groot aantal bestellingen telefonisch plaatsvindt, is dan ook niet onbegrijpelijk of evident onjuist.
5.12.
De voorzieningenrechter gaat verder voorbij aan het bezwaar dat Acolad maakt tegen de opmerking in de gunningsbeslissing dat zij niet beschrijft hoe lang de (eenmalige) registratie duurt om de tolkdienstverlening te bestellen. De voorzieningenrechter volgt Acolad niet in haar betoog dat de beoordelingscommissie een onjuiste uitleg geeft aan het begrip ‘wachttijd’. Zoals onder 5.10. al is overwogen is de aanbesteding gericht op het ontzorgen van de besteller. Voor de besteller is relevant hoe lang het proces duurt vanaf het moment van het plaatsen van een bestelling, inclusief (eenmalige) registratietijd, tot het moment waarop de tolkdienstverlening aanvangt. Daarop is het in de aanbestedingsstukken genoemde begrip ‘Wachttijd’ niet van toepassing, nu dit ziet op de tijd die een tolk (en dus niet de besteller) moet wachten gerekend vanaf het moment dat de tolkopdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de door de besteller aangegeven starttijd in de bestelling. Nu de aanbesteding met name is gericht op het perspectief van de besteller, acht de voorzieningenrechter het niet onbegrijpelijk dat de Staat in zijn beoordeling waarde hecht aan de mate waarin een inschrijver de wachttijd voor de besteller beschrijft. In tegenstelling tot wat Acolad betoogt, introduceert de beoordelingscommissie hiermee niet een nieuw begrip dat niet vooraf voor inschrijvers kenbaar was.
5.13.
Acolad stelt ook dat in de gunningsbeslissing ten onrechte wordt opgemerkt dat de door haar gebruikte historische bronnen beperkt inzicht bieden in de migratiestromen. De voorzieningenrechter volgt Acolad daarin niet. Het gaat er om of de Staat gemotiveerd en overtuigend heeft toegelicht wat Acolad naar zijn oordeel heeft nagelaten te beschrijven, wat in de beschrijving onvoldoende duidelijk naar voren komt en wat concreter had kunnen worden beschreven. Daaraan voldoet de Staat. Overigens betwist Acolad alleen dat zij het woord ‘historisch’ heeft gebruikt in haar beschrijving bij subgunningscriterium 1, maar betwist zij niet dat haar voorspelling van de behoefte van de Staat enkel is gebaseerd op datagegevens uit het verleden.
5.14.
Ten slotte gaat de voorzieningenrechter voorbij aan het bezwaar van Acolad dat de Staat haar ten onrechte een gebrek aan pro activiteit verwijt met betrekking tot het informeren van bestellers over haar werkwijze en procedures. Volgens Acolad heeft de Staat haar in het verleden verboden om alle potentiële bestellers te benaderen, zodat de Staat haar dit punt nu niet kan tegenwerpen. De Staat betwist dat sprake is geweest van een dergelijk verbod. Voor zover er al sprake is geweest van een verbod, had dat volgens de Staat hooguit betrekking op het direct benaderen van alle zorgverleners in Nederland. Dat staat volgens de Staat dan ook niet in de weg aan het op proactieve wijze benaderen van een beperkt geselecteerde groep (potentiële) bestellers. Dat de Staat graag had gezien dat Acolad hier in haar beschrijving op was ingegaan en dit heeft meegenomen in zijn waardering, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk en er is dus geen sprake van een ondeugdelijke of onbegrijpelijke motivering.
5.15.
De slotsom is dat de beoordelingscommissie in redelijkheid heeft kunnen komen tot de gegeven beoordeling ‘voldoende’.
subgunningscriterium kwaliteit 2: ‘Levernauwkeurigheid’
5.16.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de Staat er terecht op heeft gewezen dat Acolad geen bezwaren heeft geuit tegen diverse andere aandachtspunten die de beoordelingscommissie ten aanzien van dit subgunningscriterium heeft genoteerd. Er missen volgens de beoordeling diverse punten in de uitwerking en bepaalde maatregelen, die ook zijn benoemd. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat die aandachtspunten terecht zijn genoteerd. Reeds daarom is het niet aannemelijk dat Acolad in aanmerking zou zijn gekomen voor een hogere score dan ‘goed’, nu voor ‘uitstekend’ aanzienlijke meerwaarde is vereist.
5.17.
De stelling dat de beoordeling desondanks over moet, omdat de beoordeling op de wel aangevoerde punten evident onjuist/onbegrijpelijk is wordt verworpen. Acolad maakt ten aanzien van subgunningscriterium 2 allereerst bezwaar tegen het in de gunningsbeslissing opgenomen kritiekpunt dat zij feedback vraagt van de besteller voor wat betreft de klanttevredenheid, terwijl de besteller de kwaliteit van de vertaling niet kan beoordelen. De voorzieningenrechter volgt Acolad niet in haar betoog dat deze motivering onbegrijpelijk is. In de gunningsbeslissing staat hierover dat de beoordeling klanttevredenheid door de gesprekspartner (besteller) die de taal niet spreekt beperkt is, omdat de kwaliteit van de vertaling door die persoon niet beoordeeld kan worden. Dat die beoordeling
beperktis geacht, is niet onbegrijpelijk en dat erkent Acolad feitelijk ook. De beoordelingscommissie heeft kennelijk gemeend dat er daarnaast nog andere manieren zouden kunnen worden genoemd om die kwaliteit te toetsen, hetgeen Acolad niet heeft gedaan. Dat heeft dus geleid tot het genoemde aandachtspunt en heeft haar dus geen meerwaarde opgeleverd.
5.18.
Verder voert Acolad aan dat in de gunningsbeslissing ten onrechte staat dat zij niet beschrijft hoe de maatregelen om snel inzicht te krijgen in de beschikbaarheid van tolken bijdragen aan het verhogen/stimuleren van de beschikbaarheid. Volgens Acolad miskent de Staat hiermee dat de uitvraag niet ziet op de verhoging van het totale aantal beschikbare tolken, maar op hoe de inschrijver borgt dat de tolken die beschikbaar zijn op de juiste momenten worden ingezet. De voorzieningenrechter volgt Acolad niet in dit betoog. De Staat heeft terecht opgemerkt dat de beoordelingscommissie met zijn opmerking niet aan de totale beschikbaarheid van tolken refereerde, maar juist aan de tolken die al beschikbaar zijn. Kennelijk had de beoordelingscommissie op dit punt meer toelichting van Acolad gewenst, hetgeen binnen de beoordelingsvrijheid valt. Acolad gaat dus uit van een onjuiste lezing van de gegeven beoordeling, zodat de voorzieningenrechter aan dit bezwaar voorbij gaat.
5.19.
Acolad voert ten slotte aan dat de Staat haar ten onrechte verwijt dat zij onvoldoende specifiek beschrijft hoe zij anticipeert op de vraag naar schaarse talen. Volgens Acolad bevat haar inschrijving wel degelijk een concrete beschrijving van maatregelen. De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij. De Staat licht in zijn verweer gemotiveerd en overtuigend toe wat in de inschrijving van Acolad volgens de beoordelingscommissie onvoldoende duidelijk naar voren komt en wat concreter beschreven had kunnen worden. Van een onbegrijpelijke motivering is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook hier dan ook geen sprake.
subgunningscriterium kwaliteit 3: inzet tolken buiten reguliere werktijden (casus)
5.20.
De voorzieningenrechter volgt Acolad evenmin in haar standpunt dat de beoordelingscommissie buiten het beoordelingskader is getreden door op te merken dat Acolad de situatie dat in de casus sprake is van twee gelijktijdige noodsituaties niet heeft uitgewerkt, terwijl de casus daar niet expliciet om vraagt. Uit de in de casus geschetste feiten en omstandigheden - een tweede aanvraag om 02.00 uur ’s nachts - hadden inschrijvers immers in redelijkheid kunnen en moeten afleiden dat het ging om gelijktijdige noodsituaties. De casus nodigt de inschrijvende partijen daarmee uit om te beschrijven hoe zij omgaan met triage. De beoordelingscommissie motiveert op begrijpelijke wijze waarom Acolad hier in haar inschrijving onvoldoende aandacht aan besteedt en waarom de commissie liever gezien had dat de situatie waarbij sprake is van twee gelijktijdige noodsituaties was uitgewerkt. Dat is geen kwestie van het ten onrechte ‘verwachten van onbekende alternatieve scenario’s’, zoals Acolad stelt, maar een begrijpelijk oordeel over de gegeven uitwerking van de casus. Anders dan Acolad naar voren brengt, geeft het verweer van de Staat geen blijk van een andere interpretatie van de casus. De Staat voert aan dat de stelling van Acolad dat niet blijkt dat inschrijvers rekening moesten houden met twee gelijktijdige noodsituaties onjuist is, nu de feiten en omstandigheden uit de casus immers voldoende aanleiding geven om (ook) uit te gaan van een situatie met twee gelijktijdige noodsituaties. Daarmee komt het betoog van de Staat er op neer dat de casus uitnodigt een en ander anders/uitgebreider uit te werken dan Acolad heeft gedaan. Dit is in lijn met het oordeel van de beoordelingscommissie. De voorzieningenrechter tekent daarbij nogmaals aan dat er een judicium ‘goed’ is gegeven voor dit subgunningscriterium en het dus kennelijk volgens de beoordelingscommissie enkel heeft ontbroken aan aanzienlijke meerwaarde.
5.21.
Acolad voert verder nog aan dat de Staat buiten het beoordelingskader is getreden omdat hij uitgewerkt wil zien dat Acolad aan meerdere punten voldoet, terwijl die punten al als eis in het PvE zijn opgenomen en over de naleving ervan dus geen twijfel kan bestaan. Nu Acolad zich akkoord heeft verklaard met de eisen in het PvE, meent Acolad dat zij daar in haar uitwerking niet nader op in hoeft te gaan. De voorzieningenrechter acht het echter niet onbegrijpelijk dat de beoordelingscommissie wilde weten hoe Acolad die eisen ten aanzien van tolken die buiten werktijd worden ingezet daadwerkelijk zou gaan invullen. Dat aan de inschrijving van Acolad geen aanzienlijke meerwaarde is toegekend nu zij niet specifiek is ingegaan op de in de uitvraag genoemde punten is dan ook niet onbegrijpelijk.
5.22.
Slotsom is dat Acolad niet aannemelijk heeft weten te maken dat op de door haar genoemde punten sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die ertoe zouden moeten leiden dat de voorzieningenrechter - ondanks de beperkte toetsingsruimte zoals vermeld onder 5.5. - kan concluderen dat de beoordeling van de inschrijving van Acolad door de beoordelingscommissie niet deugt. Voor de gevorderde hernieuwde beoordeling, dan wel heraanbesteding is dus geen plaats.
vordering om gunningsbeslissing opnieuw te motiveren
5.23.
De voorzieningenrechter gaat ten slotte ook voorbij aan het betoog van Acolad dat de Staat de gunningsbeslissing onvoldoende heeft gemotiveerd, omdat de Staat daarin niet heeft toegelicht waarom Global Talk bepaalde scores heeft behaald.
5.24.
Op grond van artikel 2.130 Aw dient de mededeling van de gunningsbeslissing aan iedere inschrijver of gegadigde onder meer de relevante redenen voor die beslissing te bevatten, waaronder in ieder geval dienen te worden verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving. Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 2.130 Aw ligt het, ingeval de aanbestedende dienst het criterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (EMVI) heeft gehanteerd, in de rede dat de aan de inschrijvingen toegekende scores en de relatieve positie van de afgewezen inschrijver ten opzichte van de geselecteerde inschrijver ter onderbouwing van de mededeling van de gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst worden meegezonden. Hoewel een precieze invulling van de relevante redenen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, geldt in zijn algemeenheid dat de relevante redenen onder meer de volgende elementen zullen bevatten:
- bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
- bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend;
- verduidelijking van de toepassing van de gehanteerde criteria bij gunning volgens het EMVI-criterium.
5.25.
De gunningsbeslissing bevat de eindscores en de subscores per subgunningscriterium van zowel Acolad als Global Talk. Tevens bevat de gunningsbeslissing een uitgebreide toelichting op de beoordeling van de inschrijving van Acolad per subgunningscriterium en een korte toelichting op de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving.
5.26.
Uit de toelichting op de beoordeling van de inschrijving van Acolad blijkt wat de redenen zijn voor de aan Acolad toegekende scores en waarom door haar niet een hogere score is behaald. Dit in samenhang met het beoordelingskader en de wijze van scoretoekenning maakt duidelijk, dat het voordeel van de inschrijving van Global Talk is gelegen in het feit dat zij voor de subgunningscriteria 1 t/m 3 een betere score heeft behaald, omdat zij net als Acolad de bij het subgunningscriterium geformuleerde doelstelling heeft gehaald en haar inschrijving, anders dan die van Acolad, aanzienlijke meerwaarde biedt. Daarmee bevat de gunningsbeslissing de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving en stelt de Staat Acolad voldoende in staat om te begrijpen waarom zij niet wint en de inschrijving van Global Talk wel. De Staat hoeft geen verdere inzage te geven in (diverse aspecten en kenmerken van) de inschrijving van Global Talk om te voldoen aan haar motiveringsplicht. De motiveringsplicht van een aanbestedende dienst strekt niet zo ver dat de aanbestedende dienst inzicht moet verschaffen in de inschrijving van de voorlopige winnaar, zodat een niet uitgekozen inschrijver de gelegenheid heeft de beoordeling van de aanbestedende dienst over te doen. Daarbij komt dat de motiveringsplicht van een aanbestedende dienst ook wordt beperkt doordat het aan een aanbestedende dienst niet is toegestaan bedrijfsvertrouwelijke informatie van andere inschrijvers aan een inschrijver te verstrekken. Dat klemt in dit geval te meer, nu Acolad zelf uiterst terughoudend is geweest met het delen van informatie met Global Talk (wat ook de reden is geweest dat zij delen van de processtukken onleesbaar heeft gemaakt), stellend dat iedere vorm van informatieuitwisseling in de kleine en sterk concurrerende markt van tolkdienstverleners tot aanzienlijke schade kan leiden.
5.27.
De stellingen van Acolad kunnen dus ook niet leiden tot toewijzing van de meer subsidiaire vordering om de gunningsbeslissing opnieuw te motiveren.
Conclusie, vorderingen van Global Talk en proceskostenveroordeling
5.28.
Dit alles leidt ertoe dat de vorderingen van Acolad op alle onderdelen worden afgewezen en dat de gunningsbeslissing in stand kan blijven.
5.29.
Nu de Staat voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Global Talk, brengt voormelde beslissing mee dat Global Talk geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Global Talk zal worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet Acolad in haar verhouding tot Global Talk worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Global Talk was immers om te voorkomen dat de opdracht aan Acolad wordt gegund, welk doel is bereikt. Acolad wordt dan ook veroordeeld in de proceskosten van Global Talk. Voorts zal Acolad worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat.
5.30.
De proceskosten van zowel de Staat als Global Talk worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.973,00
5.31.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt Global Talk voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens de Staat in de proceskosten van de Staat, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt Acolad in de proceskosten van zowel de Staat als Global Talk van ieder € 1.973,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Acolad niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Acolad € 92,00 extra aan de betreffende partij betalen, plus de kosten van betekening;
6.4.
veroordeelt Acolad ten aanzien van de Staat in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024.
liv