ECLI:NL:RBDHA:2024:14407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL24.28968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en toepassing van nieuw beleid door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1978 en van Turkse nationaliteit, diende op 13 juli 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 15 juli 2024 afgewezen, waarbij verweerder de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de problemen met de familie van zijn vrouw als gevolg van haar schaking niet geloofwaardig vond. Eiser heeft in zijn zienswijze een nieuw asielmotief naar voren gebracht, maar verweerder heeft dit niet beoordeeld omdat het te laat was ingediend.

De rechtbank heeft op 13 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte het nieuwe asielmotief niet heeft betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank stelt dat een asielmotief niet automatisch ongeloofwaardig is enkel omdat het later is aangevoerd, zonder inhoudelijke beoordeling. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens krijgt eiser een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht was en dat er onvoldoende is gekeken naar de individuele omstandigheden van eiser. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van asielmotieven altijd op basis van de specifieke situatie van de aanvrager moet plaatsvinden, en dat nieuw beleid niet ten koste mag gaan van een eerlijke beoordeling van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28968

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 13 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 juli 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Y. Goktaş als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1978 en heeft de Turkse nationaliteit. Eiser heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser heeft zijn vrouw weggevoerd zonder toestemming van haar familie om met haar te gaan trouwen (ook wel schaking genoemd), omdat zijn vrouw was uitgehuwelijkt aan een oudere neef waar zij niet mee wilde trouwen. Hierna heeft hij problemen gekregen met de familie van zijn vrouw. In 2008 heeft er een schietincident plaatsgevonden en in 2017 is eiser door vier mannen aangevallen. In de zienswijze heeft eiser nog aangevoerd dat hij in het verleden een Engelse cursus heeft gevolgd. Het opleidingsinstituut waarbij hij deze cursus heeft gevolgd en de directeur hiervan hebben banden met de Gülenbeweging, waardoor alle studenten worden onderzocht en gezocht door de autoriteiten.
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit twee asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met de stam van zijn vrouw vanwege haar schaking.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden. De problemen met de stam van eisers vrouw vanwege haar schaking, heeft verweerder niet geloofwaardig gevonden. Dat eiser in 2008 beschoten is door broers van zijn vrouw, baseert hij alleen op vermoedens en veronderstellingen. Daarnaast heeft eiser, los van de twee incidenten in 2008 en 2017, nooit problemen ondervonden met de stam van zijn vrouw. Hij heeft zich lange tijd schuil kunnen houden en staande kunnen houden in Turkije zonder problemen te ondervinden. Vervolgens heeft eiser pas in 2022 Turkije verlaten. Verder is over eerwraak door de familie van de vrouw na een schaking door de man niets terug te vinden in gezaghebbende landeninformatie. Eiser kan geen goede verklaring geven waarom hij de schaking niet eerst met zijn eigen familie besproken heeft en waarom hij en zijn vrouw ervoor hebben gekozen om al na 30 tot 40 dagen afscheid te nemen van hun eigen families. Ook kan eiser geen goede reden geven waarom hij na de beschieting niet naar een ziekenhuis is gegaan om zich te laten nakijken. Tot slot heeft verweerder het nieuwe asielmotief dat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd, niet beoordeeld omdat eiser het asielmotief te laat heeft aangevoerd en hier geen bevredigende verklaring voor heeft gegeven.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Ten eerste heeft verweerder ten onrechte het nieuwe asielmotief, dat door eiser in de zienswijze naar voren is gebracht, niet bij de beoordeling van eisers asielaanvraag betrokken. Eiser wijst op het arrest LH [1] . Hoewel dit arrest gaat over opvolgende asielaanvragen, blijkt hieruit ook dat verweerder een nieuw asielmotief niet enkel buiten beschouwing mag laten omdat het te laat naar voren is gebracht en eiser hiervoor geen bevredigende verklaring heeft gegeven. Ten tweede heeft verweerder ten onrechte de problemen van eiser met de familie van zijn vrouw vanwege haar schaking niet geloofwaardig gevonden. Eiser heeft wel een goede uitleg gegeven waarom hij en zijn vrouw ervoor kozen om al na 30 tot 40 dagen afscheid te nemen van hun beide families. De familie van eisers vrouw zou namelijk nooit iemand anders als haar man accepteren dan haar neef, eisers vrouw was bang om ieder moment te worden uitgehuwelijkt en eiser was heel erg verliefd. Ook blijkt uit door eiser aangehaalde bronnen dat eerwraak wel voorkomt in Turkije, in tegenstelling tot wat verweerder stelt. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser zich niet medisch heeft laten behandelen nadat hij gewond was geraakt bij de schietpartij en dat hij niet heeft aangetoond dat hij door de broers van zijn echtgenote is beschoten. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser zich afgezien van de incidenten in 2008 en 2017 lange tijd schuil heeft weten te houden en staande heeft weten te houden in Turkije. Eiser heeft namelijk verklaard dat zij binnen Turkije continu op de vlucht waren en zich nergens konden registreren. Tot slot heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd aan eiser. Eiser vreest voor problemen van de zijde van zijn schoonfamilie en van de zijde van de Turkse autoriteiten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal verweerder opdragen om een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6. Verweerder heeft op de zitting gewezen op nieuw beleid waaruit volgt dat een asielzoeker goede redenen moet geven waarom hij een asielmotief pas later in de procedure, na het nader gehoor, aanvoert. Wanneer de redenen die worden aangedragen niet verschoonbaar zijn, wordt het asielmotief in beginsel ongeloofwaardig geacht. [2] Uit de Werkinstructie 2024/6 blijkt dat dit beleid gebaseerd is op artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn [3] waarin staat dat de lidstaten van de vreemdeling mogen verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient.
6.1.
Verweerder heeft op de zitting erkend dat het nieuwe beleid in het bestreden besluit niet juist is toegepast, omdat het nieuwe asielmotief dat eiser naar voren heeft gebracht in de zienswijze niet is betrokken bij de beoordeling in plaats van ongeloofwaardig geacht. Dit levert een gebrek op in het bestreden besluit. Verweerder heeft de rechtbank in eerste instantie verzocht dit gebrek te passeren. De rechtbank ziet geen aanleiding om het gebrek te passeren op de grond dat eiser hierdoor niet zou zijn benadeeld. Hierbij is van belang dat in het bestreden besluit in het geheel geen oordeel is gegeven over het betreffende asielmotief, terwijl ook bij toepassing van het nieuwe beleid niet uitgesloten is dat het motief, ondanks dat het te laat is aangevoerd, toch geloofwaardig wordt bevonden. Dit volgt uit het feit dat volgens het beleid hiertoe eerst de verschoonbaarheid moet worden beoordeeld, uit de woorden ‘in beginsel’ en uit de inherente mogelijkheid om af te wijken van het beleid. Alleen al hierom kan het gebrek niet worden gepasseerd.
6.2.
Verweerder heeft de rechtbank in tweede instantie verzocht om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten omdat verweerder ter zitting alsnog heeft gemotiveerd dat het nieuwe asielmotief ongeloofwaardig moet worden geacht. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het later in de procedure naar voren brengen van een nieuw asielmotief kan ernstig afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het asielmotief. In het nader gehoor wordt iemand immers standaard gevraagd of diegene alles heeft verteld wat van belang is ten aanzien van de redenen voor het vertrek uit zijn land en of er behalve de genoemde redenen nog andere redenen zijn. Verweerder mag iemand dan ook vragen naar de reden waarom hij hierna nog een nieuw asielmotief naar voren brengt. Dat een later naar voren gebracht asielmotief ‘in beginsel’ ongeloofwaardig wordt geacht terwijl daar geen verschoonbare reden voor is gegeven, kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet betekenen dat een asielmotief ongeloofwaardig wordt geacht zonder enige inhoudelijke beoordeling alleen vanwege het moment dat het naar voren is gebracht. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt immers ook dat de verplichting om alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk in te dienen, wordt afgezwakt door het vereiste om het verzoek op individuele basis te beoordelen rekening houdend met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van elke verzoeker. [4] Ook als het vertrekpunt is dat het nieuwe asielmotief ongeloofwaardig wordt geacht wanneer er geen goede reden naar voren is gebracht waarom dit asielmotief pas later is aangevoerd, ontslaat dit verweerder niet van de verplichting om dit vertrekpunt af te zetten tegen alle individuele omstandigheden en bekende landeninformatie. Zo heeft eiser bijvoorbeeld bij zijn zienswijze en in beroep documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn nieuwe asielmotief, waar verweerder niet zonder nadere motivering aan voorbij kan gaan. Ook is er mogelijk nader onderzoek nodig naar eisers nieuwe asielmotief in de vorm van een gehoor om de geloofwaardigheid volledig te kunnen beoordelen. De rechtbank ziet daarom ook geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten door op grond van verweerders motivering op de zitting mee te gaan in het oordeel dat eisers asielmotief ongeloofwaardig geacht had moeten worden.
Problemen met familie vrouw door schaking
7. Ondanks de gegrondverklaring van het beroep, zal de rechtbank nog een oordeel geven over verweerders beoordeling van eisers problemen met de familie van zijn vrouw zodat duidelijk is waar verweerder in een nieuw besluit wel en niet op in hoeft te gaan.
7.1.
Verweerder heeft eisers problemen met de familie van zijn vrouw door schaking wel in redelijkheid ongeloofwaardig kunnen vinden. Op de zitting heeft verweerder verduidelijkt dat het niet in geschil is dat eiser zijn vrouw heeft geschaakt, maar enkel of hij hierdoor problemen heeft ondervonden met haar familie. Eiser heeft al in december 2004 zijn vrouw geschaakt en heeft alleen in 2008 en 2017 problemen ondervonden. Dat heeft verweerder aan eiser tegen mogen werpen. Eisers stelling in de beroepsgronden dat hij binnen Turkije continue op de vlucht was, komt niet overeen met zijn verklaring in het aanmeldgehoor dat hij vanaf zijn zevende levensjaar altijd in hetzelfde huis heeft gewoond los van dat hij vanwege werk soms in andere steden was. [5] Daarbij heeft eiser niet gezien wie hem beschoten heeft in 2008 en verweerder heeft zich hierover op het standpunt kunnen stellen dat eisers stelling dat de broers van zijn vrouw de dader waren, enkel gebaseerd is op veronderstellingen en vermoedens.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van acht weken.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. [6]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 juli 2024;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.
2.Zie paragraaf C1/4.2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 2 december 2014, ECLI:EU:C:2014:2406, punt 70.
5.Zie pagina 5 van het verslag gehoor aanmeldfase.
6.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht.