ECLI:NL:RBDHA:2024:14401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL24.21881
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende individuele omstandigheden en vrees voor rekrutering door Houthi-beweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Jemeniet, had op 22 mei 2023 in Nederland asiel aangevraagd, omdat hij vreesde voor rekrutering door de Houthi-beweging en risico liep op willekeurig geweld bij terugkeer naar Jemen. De rechtbank heeft de asielaanvraag ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldoende individuele omstandigheden heeft aangetoond die zijn vrees voor rekrutering onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn lange reis door verschillende landen voordat hij in Nederland asiel aanvroeg, afbreuk doet aan zijn gestelde behoefte aan internationale bescherming. Eiser heeft verklaard dat hij in Jemen kort is aangehouden door de Houthi's, maar niet is gerekruteerd. De rechtbank concludeert dat de vrees voor rekrutering niet aannemelijk is gemaakt, aangezien eiser na zijn aanhouding nog een week in Jemen verbleef zonder problemen te ondervinden van de Houthi-beweging. Bovendien heeft eiser geen bijzondere individuele omstandigheden aangevoerd die hem in een kwetsbaardere positie zouden plaatsen dan andere Jemenieten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de slechte humanitaire situatie in Jemen reeds in het beleid is meegenomen en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij meer risico loopt dan anderen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21881

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Jemenitische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 22 mei 2023 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij vreest voor rekrutering door de Houthi-beweging, dat hij bij terugkeer risico loopt op willekeurig geweld en dat hij in zeer slechte humanitaire omstandigheden terecht zal komen.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag ongegrond verklaard. De identiteit, nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht. Eiser heeft evenwel zijn asielaanvraag niet direct bij aankomst in Europa ingediend, maar hij is door meerdere landen gereisd voordat hij uiteindelijk in Nederland asiel heeft aangevraagd. Dat hij zo lang gewacht heeft doet afbreuk aan de gestelde behoefte aan internationale bescherming.
Eiser heeft de vrees voor rekrutering niet aannemelijk gemaakt. Hij heeft verklaard dat hij in Jemen vier uur lang is vastgehouden en daarna is vrijgelaten, maar hij is daarbij niet gerekruteerd. Daarna heeft hij niet direct het land verlaten maar is nog één week in Jemen gebleven nadat hij in Jemen de bruiloft van zijn broers had bijgewoond. Tijdens dit verblijf is hij niet door de Houthi-beweging benaderd, terwijl zij hier wel de mogelijkheid toe hadden. De omstandigheid dat hij in Jemen geen naaste familie, huisvesting, werk of spaargeld heeft, maken niet aannemelijk dat hij bij terugkeer gegronde vrees heeft te worden gerekruteerd.
Evenmin is aannemelijk gemaakt dat eiser risico loopt op willekeurig geweld. Volgens het landenbeleid moet een vreemdeling individuele en persoonlijke omstandigheden aannemelijk maken waarom hij specifiek een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van een hoge mate van willekeurig geweld. Eiser heeft geen bijzondere individuele omstandigheden aangevoerd om te onderbouwen waarom hij persoonlijk meer te vrezen heeft dan anderen in Jemen. De verklaring dat hij geen geld of werk heeft is hiervoor onvoldoende.
De zeer slechte humanitaire situatie in Jemen is reeds in het beleid meegenomen, eiser heeft hiermee nog steeds niet aannemelijk gemaakt waarom hij meer risico loopt ten opzichte van anderen.
3. Eiser voert tegen het bestreden besluit allereerst aan dat er geen juridische grondslag in het bestreden besluit is vermeld op basis waarvan het tijdstip van indiening van de aanvraag afbreuk doet aan de behoefte aan internationale bescherming.
Verder is hij slechts voor korte tijd naar Jemen teruggekeerd vanwege de bruiloft van zijn broers. Hij is toen door de Houthi-beweging aangehouden vanwege het maken van een filmpje, en op borgtocht vrijgelaten na bemiddeling. Daarbij is door de bemiddelaars toegezegd dat eiser weer terug zou komen na de bruiloft van zijn broers. Eiser heeft hierbij een vertaling van het bevel tot voorgeleiding en een bevel tot invrijheidstelling op borgtocht overgelegd. Hij staat dus wel degelijk nog in de belangstelling.
Bovendien zal hij bij terugkeer een vaste inwoner worden van Jemen en dat is een andere situatie dan toen eiser voor korte tijd vanuit Saoedi-Arabië terugkeerde vanwege de bruiloft. Verder heeft eiser in Jemen geen familieleden meer en hij heeft daar geen werk of inkomen. In het bestreden besluit is niet ingegaan op het risico dat vreemdelingen lopen die een lange periode in het buitenland hebben gewoond. Ook is onvoldoende gemotiveerd dat er rekening is gehouden met de individuele omstandigheden. Eiser verwijst naar het Algemeen Ambtsbericht Jemen van september 2023, landeninformatie van de Noorse immigratiedienst, en een rapport van de European Union Agency for Asylum van maart 2022. [1] Gelet op alle omstandigheden is eiser kwetsbaar en loopt hij risico om gerekruteerd te worden. Er is bovendien nog weinig informatie over het werkelijke gevaar wat terugkeerders lopen. Verder is er bij deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, een vergelijkbare zaak naar een meervoudige kamer verwezen om meer informatie te krijgen en er wordt verzocht om aanhouding in afwachting van de uitspraak in die zaak.
Eiser loopt daarnaast risico om in een situatie van materiële deprivatie te komen. Bovendien is er sprake van een ongelijke behandeling, omdat het gewijzigde beleid ertoe leidt dat hij anders wordt behandeld dan Jemenieten die voor de beleidswijzing een beslissing hebben ontvangen. Ook blijkt uit informatie van de VN-organisatie Office for the Coordination of Humanitarian Affairs dat er slechte toegang is tot veilig drinkwater, zorg en adequate sanitaire voorzieningen. Tot slot is er grote schade aan de infrastructuur. Deze slechte humanitaire omstandigheden zijn het gevolg van het gewapende conflict. Hierbij verwijst eiser naar een uitspraak van het EHRM [2] van 28 juni 2011. [3] Gelet hierop loopt hij bij terugkeer risico in een situatie te komen die in strijd is met artikel 3 EVRM. [4]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Er is geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam. Hierbij is redengevend dat een uitspraak van een andere zittingsplaats niet per definitie richtinggevend is en dat het nog niet bekend is wanneer een uitspraak te verwachten is. Bovendien is in de onderhavige zaak voldoende informatie voorhanden om uitspraak te kunnen doen.
5. Verweerder heeft niet ten onrechte meegewogen dat eiser zijn asielaanvraag pas op 22 mei 2023 heeft ingediend. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij, na verblijf in Rusland en Wit-Rusland, bij aankomst in de Europese Unie (in Polen, april 2023, kort na het Suikerfeest) eerst Polen en Duitsland is doorgereisd en daar ook enige tijd heeft verbleven, voordat hij in Nederland asiel heeft aangevraagd. Zijn gestelde reden hiervoor was dat het voor hem van belang was te onderzoeken waar hij het beste asiel kon aanvragen. Van eiser mag echter verwacht worden dat hij onverwijld een asielaanvraag indient. Dit volgt ook uit de in het bestreden besluit genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 december 2017. [5] Verweerder heeft dus niet ten onrechte overwogen dat de late indiening van zijn asielaanvraag afbreuk doet aan eisers gestelde behoefte aan internationale bescherming.
6. Verweerder heeft niet ten onrechte de vrees voor rekrutering bij terugkeer niet aannemelijk geacht. Eiser heeft immers verklaard dat hij vanwege het huwelijk van zijn broers in 2019 ruim een maand in Jemen terug is geweest. Hij is toen op enig moment voor enkele uren aangehouden geweest door de Houthi’s vanwege filmen op straat, maar werd niet gerekruteerd. Bovendien heeft hij na de bruiloft van zijn broers nog een week in Jemen verbleven zonder te zijn benaderd door de Houthi-beweging. Uit de door eiser overgelegde documenten blijkt dat eiser wordt verweten dat hij samenwerkt met de vijand, Saoedi-Arabië. Verweerder heeft het niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat de Houthi-beweging hem een dusdanig ernstig feit ten laste legt en dat hij daarna op borgtocht wordt vrijgelaten. De stelling dat de bemiddelaars zouden hebben toegezegd dat eiser weer terug zou komen is niet onderbouwd en strookt bovendien niet met de verklaring dat hij op borgtocht is vrijgelaten. Bovendien heeft hij verklaard dat hij naast de aanhouding geen problemen heeft ervaren van de Houthi-beweging. [6] Verder blijkt uit het nader gehoor dat eisers vrees voor rekrutering met name is gebaseerd op aannames en vermoedens en wat hij van bekenden heeft gehoord. Hij heeft onvoldoende onderbouwd om welke reden hij persoonlijk te vrezen heeft voor rekrutering. De verwijzing naar algemene informatie over rekrutering en zijn verklaringen dat vrienden zijn gerekruteerd zijn hiervoor onvoldoende. Dat eiser geen huisvesting, geld of werk heeft zijn ook onvoldoende individuele omstandigheden om zijn vrees voor rekrutering aannemelijk te maken.
7. Uit het door eiser aangehaalde rapport van de VN-organisatie, het Algemeen Ambtsbericht en het landgebonden beleid blijkt dat sprake is van een hoge mate van willekeur geweld en een zeer slechte humanitaire situatie. Echter dient eiser zelf individuele omstandigheden, los van de enkele omstandigheid dat hij uit Jemen afkomstig is, aannemelijk te maken waarom hij specifiek een reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van een hoge mate van willekeurig geweld. [7] Eiser is hierin niet geslaagd nu niet is gebleken dat zijn persoonlijke situatie wezenlijk verschilt van andere mensen in Jemen of die terugkeren naar Jemen. Bovendien wordt bij de beoordeling van de asielaanvraag gekeken naar de actuele situatie en het actuele beleid. Dat het beleid is gewijzigd, maakt dan ook niet dat er sprake is van een ongelijke behandeling.
8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 september 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.European Union Agency for Asylum (EUAA) – Yemen; Conscription and recruitment.
2.Europese hof voor de rechten van de mens.
3.ECLI:CE:ECHR:2011:0628, Sufi en Elmi v. het Verenigd Koninkrijk.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Bestreden besluit, pagina 2; ECLI:NL:RVS:2017:3464.
6.Nader gehoor, pagina 17.
7.zie hieromtrent ook het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie d.d. 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843.