In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2024 een eindvonnis gewezen in de procedure tussen PUMA SE, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd te Herzogenaurach, Duitsland, en SPORTTRADING HOLLAND B.V., gevestigd te Waalwijk. PUMA, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.S. Mastenbroek, vorderde een proceskostenvergoeding van SPORTTRADING, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.M. Tromp-Baijense. De procedure volgde op een tussenvonnis van 15 november 2023, waarin PUMA de gelegenheid kreeg om een nader proceskostenoverzicht in te dienen. PUMA beperkte haar vordering tot betaling van de advocaatkosten tot € 17.500,- en voegde daar een bedrag van € 14.114,30 aan verschotten aan toe, waarvan een aanzienlijk deel beslagkosten betrof.
SPORTTRADING refereerde zich voor wat betreft de advocaatkosten, maar betwistte een deel van de door PUMA opgevoerde verschotten. De rechtbank beoordeelde de bezwaren van SPORTTRADING en kwam tot de conclusie dat de griffierechten ambtshalve moesten worden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de betekening van de dagvaarding niet als verschotten konden worden toegewezen, omdat de deurwaarder in beginsel alleen verantwoordelijk is voor de betekening. De rechtbank oordeelde dat de overige opgevoerde kosten, waaronder beslagkosten, wel toewijsbaar waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de proceskosten begroot op een totaal van € 29.957,56, inclusief advocaatkosten, beslagkosten en verschotten. De rechtbank heeft SPORTTRADING veroordeeld in deze kosten en wettelijke rente opgelegd indien niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.