ECLI:NL:RBDHA:2024:14380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL24.12563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende bewijs van familierechtelijke relatie en sociale binding met Marokko

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 28 september 2022, en het bezwaar daartegen werd op 28 februari 2024 eveneens afgewezen. Eiseres had de aanvraag ingediend om haar neef in Nederland te bezoeken, maar verweerder betwistte de geloofwaardigheid van de opgegeven familierechtelijke relatie en de intentie van eiseres om het Schengengebied tijdig te verlaten.

De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat zij voldoende bewijs heeft geleverd van haar familierechtelijke relatie met haar neef en dat zij sociale en economische binding met Marokko heeft. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen relevante documenten heeft ingediend die haar familierechtelijke relatie met de referent aantonen, en dat er redelijke twijfel bestaat over haar voornemen om Marokko tijdig te verlaten. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen, en dat de hoorplicht in bezwaar niet is geschonden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12563

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing
van haar aanvraag voor een visum kort verblijf.
1.1
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 28 september 2022 afgewezen.
Met het bestreden besluit van 28 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Aanwezig waren de gemachtigde van eiseres en verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1981 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij
heeft op 31 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor de afgifte van een visum kort
verblijf voor het bezoeken van haar neef, de heer [referent] (referent).
2.1
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres om twee redenen afgewezen. Ten eerste
omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet zou hebben
aangetoond [1] en ten tweede omdat er redelijke twijfel zou bestaan over het voornemen van
eiseres het Schengengrondgebied [2] te verlaten vóór het verstrijken van het visum [3] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Zij stelt dat verweerder het verzoek om verlening van het visum ten onrechte heeft afgewezen. Zo heeft eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf voldoende duidelijk gemaakt: zij wil haar in Nederland wonende neef (referent) bezoeken. De familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent is voldoende inzichtelijk gemaakt middels de verklaring van de gemeente [plaatsnaam] in Marokko en de vragenlijst die in bezwaar is overlegd. Indien verweerder nadere vragen zou hebben gehad, had verweerder eiseres moeten horen in bezwaar. Verder heeft verweerder in de beschikking op bezwaar gesteld dat eiseres geen reisduur en reisdata heeft opgegeven. Dit argument wordt niet teruggevonden in de beschikking in primo, waardoor eiseres niet de gelegenheid had om hierop te reageren in bezwaar. Verder is er geen reden te veronderstellen dat eiseres het Schengengrondgebied niet tijdig zal verlaten. Zij draagt immers de zorg voor haar ouders die afhankelijk van haar zijn en zij heeft een baan in Marokko. Bovendien heeft referent vaker garant gestaan voor zijn familieleden. Al die familieleden zijn tijdig teruggekeerd. Het is niet zo dat eiseres zich in Nederland zou willen vestigen. Een illegaal verblijvende vreemdeling heeft immers geen enkel recht in Nederland. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht in bezwaar geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Hieronder
motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf
5. Verweerder heeft kunnen vinden dat de familierelatie tussen eiseres en referent niet
is aangetoond en heeft daarop zijn oordeel over het doel en omstandigheden van het
voorgenomen verblijf kunnen baseren. De rechtbank overweegt dat verweerder mag verlangen dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent wordt aangetoond. In het document ‘
certificat de lien de parente’ staat vermeld dat eiseres en referent dezelfde grootvader hebben. Echter heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat niet blijkt dat ter
beoordeling van de gestelde familiale relatie brondocumenten zijn overlegd en hierdoor het
certificaat niet als een objectiveerbaar document kan worden gezien. Dit geldt ook voor de vragenlijst die in bezwaar is overlegd. Dat verweerder, indien hij nadere vragen over de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent had, eiseres had moeten horen in bezwaar, maakt dit niet anders. Het is in beginsel immers aan de vreemdeling om zijn aanvraag te onderbouwen. Overigens merkt de rechtbank op dat eiseres ook in beroep geen nadere stukken heeft ingediend om de familierechtelijke relatie tussen haar en referent aan te tonen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat hij geen nadere stukken heeft ontvangen van eiseres of referent, nu referent vond dat de familierechtelijke relatie wel voldoende is aangetoond. Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiseres in bezwaar geen reisduur en reisdata heeft opgegeven en de duur van haar verblijf niet heeft onderbouwd met vliegtickets. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar standpunt dat verweerder dit niet heeft mogen tegenwerpen, omdat dit standpunt niet in het primaire besluit is ingenomen. In het primaire besluit is gesteld dat eiseres het doel en omstandigheden van haar verblijf onvoldoende heeft aangetoond. Verweerder mag daarom van eiseres verwachten dat zij in bezwaar alle relevante documenten inbrengt om het doel en de omstandigheden van haar verblijf alsnog aannemelijk te maken.
5.1
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet zijn aangetoond. Vanwege de imperatieve weigeringsgronden in de Visumcode is dit al
voldoende om de aanvraag af te kunnen wijzen. De rechtbank zal echter ook de
beroepsgronden van eiseres die zien op de sociale en economische binding met Marokko
bespreken.
Sociale en economische binding met het land van herkomst
6. Voor wat betreft de sociale en economische band met het land van herkomst geldt
dat er blijk moet zijn van voldoende redenen om na afloop van het visum terug te keren naar
het land van herkomst. De beoordeling daarvan wordt zoveel mogelijk beperkt tot objectieve gegevens. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres het Schengengrondgebied te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het beoogde visum, omdat zij onvoldoende sociale en economische binding met haar land van herkomst heeft.
Sociale binding
6.1
Verweerder heeft op goede gronden betrokken dat eiseres ongehuwd is en geen kinderen heeft. Dat er familieleden van eiseres, waaronder haar ouders, in Marokko verblijven, maakt niet dat zonder meer kan worden aangenomen dat de sociale binding met Marokko zo sterk is dat om die reden moet worden aangenomen dat eiseres tijdig zal terugkeren naar Marokko. De stelling dat haar ouders hulpbehoevend zijn en dat zij de zorg voor haar ouders op zich heeft genomen, heeft eiseres niet onderbouwd. Ook is niet gebleken van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die maken dat eiseres om die reden tijdig zal terugkeren naar Marokko.
Economische binding
6.2
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een regelmatig en substantieel inkomen heeft. Uit de overlegde bankafschriften volgt niet dat de stortingen afkomstig zijn van de werkgever van eiseres. Bovendien merkt verweerder terecht op dat de bedragen van de stortingen niet overeenkomen met de bedragen op de salarisstroken. Ook in beroep is niet duidelijk geworden waarom er een discrepantie bestaat tussen deze stortingen.
6.3
Het argument van eiseres dat referent vaker garant heeft gestaan voor familieleden maakt het voorgaande niet anders. In de enkele verklaring van eiseres dat het geen enkel perspectief biedt om illegaal in Nederland te verblijven, heeft verweerder verder geen aanleiding hoeven zien om aan te nemen dat voor eiseres voldoende redenen zijn om na afloop van het visum terug te keren naar Marokko.
7. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, heeft verweerder naar het oordeel van
de rechtbank de visumaanvraag van eiseres in redelijkheid mogen afwijzen.
Hoorplicht
8. Dat de hoorplicht is geschonden volgt de rechtbank niet. De hoogste
bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de
bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder
mag slechts van het horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [4] De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat van dergelijke twijfel geen sprake is. De rechtbank verwijst hierbij naar processtuk 8, pagina 6, waaruit het voor eiseres in redelijkheid duidelijk had moeten zijn waarom de aanvraag was afgewezen en zij daaruit had kunnen opmaken welke nadere stukken nog nodig waren. Eiseres heeft deze nadere stukken in bezwaar niet overlegd. Alleen al daarom heeft verweerder af mogen zien van het horen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar
proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Đukić, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, onder ii van de Visumcode.
2.Het grondgebied van de lidstaten waarin het Schengenacquis volledig wordt toegepast.
3.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b van de Visumcode.
4.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juli