In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 12 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is op 31 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 juli 2024.
Eiser stelt dat hij van Nigeriaanse nationaliteit is en dat hij in 2000 is geboren. Hij legt een verhaal voor over aanvallen door Boko Haram, de moord op zijn familie en zijn eigen ontvoering en detentie door de Nigeriaanse overheid. De rechtbank oordeelt dat de minister de identiteit en het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn geboortedatum en heeft geen overtuigende identificerende documenten overgelegd. Ook zijn verklaringen over de problemen met Boko Haram en de Nigeriaanse militairen zijn niet geloofwaardig geacht.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.