3.3.1Ten aanzien van het bij dagvaarding I (09-282484-22) ten laste gelegde
De rechtbank is met betrekking tot het onder dagvaarding I primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022326239, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 424).
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
1. Het proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] , opgemaakt op 31 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 83-86):
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand uit zijn rechterbroekzak een zakmesje haalde. Ik zag dat hij hem openklapte. Ik zag dat hij met zijn rechterhand een stekende beweging naar mij maakte. Hij heeft mij toen als eerste in mijn linkerschouder net onder mijn sleutelbeen gestoken. Ik heb hem toen onderuit kunnen halen, kunnen vloeren en terwijl ik dat deed heeft hij mij ook in mijn zij gestoken. Hij heeft me nog een keer geprobeerd te steken dit was in mijn linker onderarm. De wond in mijn mond/lip heb ik waarschijnlijk opgelopen toen hij de eerste keer het mes uit mijn schouder trok. Bij het uit mijn schouder trekken van het mes is hij waarschijnlijk langs mijn mond gegaan met het lemmet waardoor hij me daar ook gesneden heeft.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, opgemaakt op 16 november 2022, voor zover inhoudende (p. 234-238):
Ik, verbalisant, vroeg aan slachtoffer [naam 1] naar zijn verwondingen. lk zag de volgende verwondingen:- Gezicht: bloedkorst onder de lip en linker wang;- Verwonding linkerzijde bij de rib ter hoogte van het hart;- Verwondingen linker onderarm en linker handrug;- Verwonding onder linker sleutelbeen.
3. Het geschrift, inhoudende medische informatie verkregen van drs. L.U.M. Corion, plastisch chirurg, opgemaakt op 8 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 56-60 bijlage bij vordering benadeelde partij van [naam 1] )
Polikliniek: eerste consult
Plastische chirurgie
Speciële anamnese
Huperytrofe litteken onder de lip
Plan: correctie onder lokaal
KV 30 min bij mij
DBC 503
Uitleg dat er een litteken blijft
Verslaglegging POK
Samenvatting POK Excideren hypertrofisch litteken onder de onderlip en primair gesloten C en HV 1 week
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 30 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 97-98):
Vandaag, zondag 30 oktober 2022 was ik samen met vrienden in Leiden. Ik zag dat [verdachte] op [naam 1] insloeg. Vervolgens zag ik dat [verdachte] met zijn rechterhand naar zijn rechterjaszak of broekriem/zak ging en een beweging maakte naar de schouder van [naam 1] . Ik hoorde [verdachte] zeggen "Ik heb je kanker hard gecheft". Het betekent dat hij hem keihard had gestoken. Toen dit gebeurd was zag ik dat [naam 1] bloedde aan zijn linker schouder aan de voorzijde.
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 1 november 2022, voor zover inhoudende (p. 99-100):
[verdachte] had zwarte kleding aan. Hij heeft donker kroeshaar en hij had een ski mask op.
6. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 3 november 2022, voor zover inhoudende (p. 180):
Ik draaide toen om en ik zag dat [naam 1] met [verdachte] aan het vechten was, 1 op 1. We hebben toen met zijn tweeën tegen 7 gevochten, ik hoorde toen in een keer heel hard achter mij: "ik heb je gedipt." ik keek toen achter me en zag [naam 1] helemaal wit wegtrekken en allemaal bloed enzo.
7. Het proces-verbaal van bevindingen (getuige [getuige 3] ), opgemaakt op 30 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 127)
Ik, verbalisant hoorde de getuige zeggen, dat hij een klein groepje jongeren in de richting van station 'de Vink' zag rennen en dat één persoon volgens hem opviel. (..) Ik hoorde de getuige zeggen dat hij een kleine getinte jongen zag, gekleed in het zwart met gezichtsbedekking. Ik hoorde de getuige zeggen, dat hij zag dat deze jongen zijn hand vasthield en dat deze bloedde. Ik hoorde de getuige zeggen, dat hij hoorde dat deze jongen riep dat er gestoken was.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 28):
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat verdachte [verdachte] een lange, grijze broek met touwtjes droeg. Ik zag hierop dat [verdachte] onder deze broek nog meer korte broeken droeg. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat er nog iets zat en zag hem met twee handen in een korte broek of zijn boxer voelen bij de broeksband boven zijn linkerbeen. Ik zag vervolgens dat hij een leeg foedraal uit zijn kleding haalde en deze aan mij overhandigde. Ik zag dat dit een foedraal was waar een mes in bewaard kon worden om de gebruiker zich te laten beschermen aan de scherpe snijkant(en) van het mes. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de foedraal in beslag genomen en opgemeten. Ik heb de foedraal langs een meetlint gelegd en zag dat deze een lengte had van 10 centimeter.
3.3.1.1 Bewijsoverwegingen
Is de verdachte de dader of iemand anders?
Op 30 oktober 2022 heeft in Leiden een steekpartij plaatsgevonden, waarbij aangever [naam 1] (hierna: de aangever) een vijftal steekverwondingen heeft opgelopen, waaronder in zijn wang en onder zijn lip. De verdachte verklaart dat hij met de aangever heeft gevochten, maar ontkent dat hij degene is geweest die heeft gestoken. Volgens de verdachte is de aangever tijdens het gevecht door iemand anders gestoken, waarbij hij zelf ook is geraakt en een verwonding aan zijn hand heeft opgelopen.
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte degene is geweest die de aangever met een mes heeft gestoken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verklaringen van de aangever en de getuigen
De aangever heeft direct ter plaatse, en nogmaals in zijn verhoor op 31 oktober 2023, verklaard dat hij de dader kent en noemde daarbij de naam van de verdachte. De aangever zag de verdachte een zakmesje openklappen en een stekende beweging naar hem maken. Hij is vervolgens op verschillende plekken op zijn lichaam en in het gezicht met het mes geraakt. De verdachte zou tijdens het gevecht een bivakmuts hebben gedragen. In een latere verklaring verduidelijkt de aangever dat het gaat om een skimasker.
De verklaring van de aangever komt op essentiële punten overeen met de verklaringen die zijn afgelegd door getuige [getuige 1] . De getuige heeft direct ter plaatse verklaard dat hij naast de aangever stond en dat hij heeft gezien dat “ene [verdachte] ” het slachtoffer heeft neergestoken. Uit zijn getuigenverklaring, ook diezelfde avond afgelegd, blijkt dat hij de verdachte een beweging zag maken naar de schouder van de aangever. Daarbij hoorde hij de verdachte zeggen: “Ik heb je kanker hard gecheft”. In een latere verklaring geeft hij een signalement van de verdachte, waarbij hij aangeeft dat de verdachte een skimasker op had.
De verklaring van voornoemde getuige vindt steun in de verklaring van de getuige [getuige 2] . Hij heeft immers soortgelijke bewoordingen gehoord tijdens de vechtpartij tussen de verdachte en de aangever. Getuige [getuige 2] hoorde: “ik heb je gedipt”. De getuige keek toen achter zich en zag de aangever wit wegtrekken en allemaal bloed. Hij verklaart verder dat hij de aangever en de verdachte één op één met elkaar zag vechten en dat hij er niet iemand anders bij heeft zien komen.
De verklaring van de aangever en getuige [getuige 1] vinden verder steun in de verklaring van getuige [getuige 3] . Hij zag een groepje jongeren wegrennen in de richting van station De Vink. Eén persoon viel hem daarbij op: een kleine getinte jongen met gezichtsbedekking die zijn bloedende hand vasthield.
De verdachte heeft zelf verklaard dat hij na het incident samen met zijn vrienden in de richting van het station De Vink is gerend en dat hij tijdens het gevecht met de aangever aan zijn hand gewond is geraakt. De verdachte is, naast de aangever, de enige met letsel.
Ondersteuning objectieve bewijsmiddelen
Bovengenoemde verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Zo is tijdens de fouillering een leeg foedraal bij de verdachte aangetroffen. De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte dat hij dat foedraal in de bosjes had gevonden en het moest bewaren voor iemand anders voor het draaien van joints onaannemelijk. Daar komt nog bij dat uit de camerabeelden van de Clara Vissersplaats van de desbetreffende avond blijkt dat een groep jongens in de richting van het station De Vink rent en dat er wordt gezegd: “gooi die mes weg”. De rechtbank gaat er op basis van de verklaring van de verdachte vanuit dat hij onderdeel van deze groep jongens was.
Alternatieve lezing van de verdachte
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdachte dat de aangever door iemand anders is gestoken. De alternatieve lezing van de verdachte vindt namelijk geen steun in het dossier. Uit het dossier blijkt dat de aangever tijdens het gehele incident met één persoon heeft gevochten. Geen van de getuigen heeft verklaard dat er nog fysiek contact is geweest tussen een andere persoon en de aangever nadat de verdachte en de aangever in gevecht waren geraakt. Door de getuigen wordt juist genoemd dat er sprake was van een één op één gevechtssituatie en dat meteen daarna de aangever bloedde.
Gelet op hetgeen uit de bewijsmiddelen volgt, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte degene is geweest die op 30 oktober 2022 de aangever met een mes heeft gestoken en hem letsel heeft toegebracht.
Zwaar lichamelijk letsel?
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verwonding kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. In voorkomende gevallen kan in de beoordeling voorts worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige – pijnklachten (hebben) bestaan.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de aangever een steekwond in zijn wang en onder zijn lip heeft opgelopen als gevolg van het steekincident. De aangever is na het incident naar het ziekenhuis gebracht waar zijn verwondingen zijn gehecht. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat de aangever de littekens bij de plastisch chirurg heeft laten behandelen om deze minder zichtbaar te maken. Verder is gebleken dat hij van het ziekenhuis een doorverwijzing heeft gekregen om zijn littekens verder te laten behandelen. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat medisch ingrijpen noodzakelijk is (geweest).
Verder stelt de rechtbank vast dat sprake is van restschade in de vorm van een blijvend en ontsierend litteken in het gezicht. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat de plastisch chirurg heeft aangegeven dat het litteken blijvend is. Daarbij overweegt de rechtbank dat het gaat om een litteken in het gezicht, waardoor de nog jonge aangever voor de rest van zijn leven herinnerd zal worden aan het incident.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat het letsel kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2.Ten aanzien van het bij dagvaarding II (09-240224-23) tenlastegelegde
3.3.2.1 Vrijspraak feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder feit 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.3.2.2 Gebruikte bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank is met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank zal voor het onder 2 ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023282141, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 251).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 augustus 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 12 september 2023 (p. 15-16);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 september 2023 (p. 26-35);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 september 2023 (p. 239-240).